E. du Perron
aan
C. van Wessem

Brussel, 31 maart 1931

Brussel, Dinsdag.

Beste Constant,

Ik schreef je niet eerder omdat ik ditmaal hevig bezocht ben geweest door de meest klassieke griep. De microben zijn zelfs van mijn keel (zonder dit bastion te verlaten), via de loopgraven van mijn neus, in mijn traanklieren gedrongen, wat nogal hinderlijk was! Het is nu zoowat over.

Ja, De Verzoening der Beesten lijkt mij als prozafragment op zichzelf volstrekt niet verwerpelijk; maar, zooals ik M. schreef, men heeft er zóó eigenlijk geen kijk op; men zou het in het juiste verband moeten zien. Ik voel hoe langer hoe minder voor fragmenten, vooral bij menschen die niet in de eerste plaats ‘schoonschrijvers’ zijn. Ik zou nu méér willen weten van Jane en Olivier. Je titel is ditmaal uitstekend. Jammer dat je het heele boek niet zoo noemde! - Waarom noem je het niet Celly (zooals M. het steeds noemt) en dan, als ondertitel: Lessen in Ch.?

Kwestie Stols (voor de xe maal). - Het is hiermee precies als met de Poesjkin: àls de serie wordt voortgezet, neemt hij je bundel vrijwel zeker (maar dan via mij, want als ik met je ultimatum aankom, verdomt hij het weer). Maar ik begrijp aan den anderen kant niet, waarom je dit van te voren zeker moet weten. Ga in ieder geval voort met je kronieken alsjeblieft, niet voor Stols, maar voor de Vr. Bladen en voor ‘ons’; is er dan voldoende bijeen en kan Stols de serie voortzetten, dan heb je hoogstens nog eenige dingen bij te werken; is dat nièt het geval, welnu, dan is er toch niets verloren, en allicht vindt je een ander uitgever. Je aarzeling in deze is mij dus werkelijk niet duidelijk. Of is het gewoonweg een soort ‘vendetta’ die in het reine gebracht moet worden met Stols?

Op het oogenblik heb je in ieder geval niet genoeg! Ik denk nu aan een tant soit peu complete kroniek, die beginnen zou met de groote studie over nieuw zakelijk proza. Je hebt b.v. nooit Nutteloos Verzet besproken, noch Marceline, twee onmisbare factoren toch! - De roman van Ter Braak1661 las ik. Hij is zéér aardig! Misschien als roman, dus compositorisch, niet geheel gaaf - men voelt duidelijk dat het een ‘eerste roman’ is, maar zeer sympathiek van stijl, de goede toon, en even sympathiek van inhoud. Kortom, behoorend tot het beste, en vooràl tot het sympathiekste, wat het Nederl. verhalende proza in jaren heeft opgeleverd. Voilà - Overigens, is het geheel erg jong. Maar intelligent jong; eigenlijk dus een dubbele deugd. Het is voor mijn gevoel véél beter dan Vera, waarvan het voornaamste bezwaar voor mij is (zooals ik M. ook schreef) dat het eigenlijk geen oogenblik uit ‘Holland’ komt. De revolutie, Berlijn, alles is er ‘pour la frime’; zelfs de ‘gewaagde’ neukpartijen zijn au fond typisch Hollandsch. Terwijl de roman van Ter Braak in Holland speelt (al weet men niet goed waar) en zich toch verheft boven ‘Holland’. De rest laten we dan nog buiten beschouwing.

Ik heb geen bezwaar tegen een publicatie in tijdschriftvorm van De Onzekeren(deel I). Ik heb het voorloopig genoemd ...Epoi muori.1662 Maar als je een betere titel ervoor weet, graag! Ik geef het zoeken op. - Sommige details (als het in Indië geboren zijn van Reinald) wou ik dan toch nog even veranderen. Wat denk jij ervan? leent het zich tot een aparte publicatie? (Maar in Godsnaam geen ‘fragmenten’!) Zooals het nu is, is het zoowat even groot als Vera. Voor een volgende jaargang van de V.B. zou het zich misschien dus best leenen, als jullie niets beters hebben. Maar laat in ieder geval Coen (van Slau)1663 voorgaan.

Het zou prachtig zijn als de Vr. Bl. konden worden uitgebreid! Dan zouden we hebben, waar ik toen met Bouws naar ‘streefde’1664: een soort Gids van de jongeren, minus de vervelende artikelen.

Nu, beste, tot zoover. Later meer en beter.

Je E

Spelevaart is geheel afgedrukt en staat op verschijnen. Een Voorbereiding idem (maar komt ‘officieel’ pas in September uit, geloof ik!)

P.S. Bij het overlezen merk ik dat ik je nu eig. nòg niet precies gezegd heb wat ik van je fragment denk. Voici: een boek in dezen stijl geschreven kan goed, zelfs zéér goed zijn. Maar doordat ik aan het boek denk, heb ik geen volledig oordeel over het fragment. Voeg daarbij dat je mij gezegd hebt dat het maar een ‘neven-episode’ is, etc.; wat ook een rol speelt. Rest dus te spreken over de manier. Daarvoor zou ik hetzelfde zeggen als voor Ter Braak; die is, in de eerste plaats, sympathiek. (Zooals Marceline hóógst antipathiek is!) Gauw nu maar het boek.

1661DP had het manuscript van Hampton Court gelezen tijdens zijn bezoek aan Nederland in de laatste week van februari 1931 (vgl. Bw TB-DP 1, p. 66).
1662Begin 1932 bestonden er plannen dit verhaal uit te geven als schrift van DVB onder de titel ‘Nog een mijnheer die weggaat’. Dit plan werd echter niet gerealiseerd. De publicatie vond eerst plaats in 1938 in de mei-aflevering van GN, p. 433-465.
1663Niet in DVB gepubliceerd.
1664Vgl. 603n5 en de brieven 608 en 614.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie