E. du Perron
aan
V.E. van Vriesland

Gistoux, 17 april 1930

Gistoux, Donderdag.

Beste Vic,

Accoord voor de teekening door Willink. Ik denk dat ik hem Zaterdag spreek, hetzij hier, hetzij in Antwerpen. Ik zal er morgen ook nog met Stols over praten (in de hoop dat het geen houtsnede moet zijn).

Over die Samen spraken schrijf je hem zelf wel. De kwestie is dat hij er een nr. van wou maken voor zijn ‘Luchtkasteelen’.1047 Maar als ze er niet zijn...!

Het boekje van dien heer De Raaf zond ik naar Het Vaderland terug. Geen tijd te verliezen met dergelijke onbenullige, schoolschbijgewerkte mentaliteitjes, die voor niemand gevaarlijk zijn bovendien, omdat ze, op een in het oog loopende wijze, niet bestààn. Wat de man van Marsman, en Van Ostaijen en zoo, zegt, is hem van harte vergeven, toegestaan, aangeraden zelfs; waar hij bewondert (en citeert) is hij al even plat. Jij zou je hart nog eens kunnen ophalen aan zijn uiteenzetting van de botsing Valéry-Abbé Brémond!

Heb je Variétés II ontvangen, dat ik je zond? Ik las daarin, met klimmend misnoegen, het stuk over Stendhal. Het was voor mij éénmaal meer de bevestiging dat intelligentie-alleen altijd te kort schiet. Het is gek: V. wil St. best roemen, houdt zelfs van hem (op zijn manier), zegt voortdurend juiste dingen en misschien niet één stommiteit, en toch leg je het stuk na lezing geheel onbevredigd op zij met het gevoel: ‘Is dàt nou alles?’ Er ontbreekt iets aan dat stuk - het is net als met de meeste verzen van V., men stelt zich tevreden en laat zich wiegen door de charme van de intelligentie, tot men merkt dat het groote dat men voortdurend verwachtte, ten eenenmale is weggebleven. En wat ontbreekt (dat is het erge), ontbreekt niet aan Stendhal, maar aan Valéry. V. is voor mij wel het bestse voorbeeld van den man die een tè groot gewicht hecht aan de superioriteit van den geest. ‘Stendhal, grand-homme, bijgevolg dikwijls ridicuul,* Mallarmé, homme incommensurable’. Altijd zuiver vanuit het standpunt intelligentie, geest. Met het hart, het gevoel, het onbepaalbare en nooit te analyseerene,1048 is Mallarmé (voor wien ik toch zéér voel) een beetje sneller nagemeten, gewogen en op zijn plaats gezet dan Stendhal. De groote intelligentie met hééle kleine testiculen die een Coup de Dés1049 in elkaar zet. De mènsch die noodig is, en met welk een intelligentie par-dessus le marché, om niet alleen een Julien Sorel, een Fabrice te maken, maar een Ernestine, een Armance, een San-Severina, een Mme de Rênal. - En als je een bewijs wilt, dat al de intelligente stellingen van tien Valéry's bijeen, als een schaakspel dat je gewoon van tafel gooit, onderstenboven werkt, lees dan, op je doode gemak, mèt je intelligentie maar ook met al je andere goede eigenschappen, Ernestine, die jeugdnovelle van Stendhal en Agnès van Valéry, onder initiaal C.S. (?)1050 - (ik sprak je hiervan). Dan weet je voor eens en voor goed wat Stendhal heeft en wat Valéry mankeert, en wat aan den Stendhal van Valéry mankeert.1051

‘Joie’ - ik moet er nog altijd naar vragen. Maar eigenlijk is het de moeite niet. Ik wil best aannemen dat je gelijk hebt, maar dan nog blijft mijn bezwaar bestaan. Anders gezegd: dat bezwaar zou nooit in me zijn opgekomen, als het alleen maar een prosodische kwestie was geweest! - Ik vind joi-e, hoe dan ook, niet mooi. Het is of die meneer de hik heeft gekregen van zijn joie, die dan ook trop amère was, dat is waar. Ik heb dat gedicht nu niet vóór me (waarvan jij me op barbaarsche wijze priveert, met je onvoldragen limerick!) en ik kan dus de omringende woorden niet zien, maar als die er zich niet tegen verzetten, dan raad ik je in ieder geval voor een volgende druk aan: saveur of douceur. Er zit in douceur iets aardigers; 1e. is het een courante term die hier par contraste iets hevig nieuws krijgt: ‘goûter les douceurs’, ‘la douceur’, ‘la douceur trop amère’; 2e. komt deze ongezochte preciositeit uitstekend overeen met de mentaliteit van je poète à la mode. Denk er eens over na. Ik mag je deze kleine medewerking toch wel offreeren, in ruil voor je uitstekende herschepping van mijn masturbant in Prins-Charmant! - Probeer eens of het gaat.

Ik kreeg verder een uitnoodiging van de Erven Bijleveld in Utrecht, mede-onderteekend door Van Wessem en Marsman, om mee te werken aan een bundel verhalend proza van Nederlanders; het verhalend proza per man mocht echter niet veel meer zijn dan ongeveer een vel druks. De kwestie is n.l. dat 20 of 25 Nederl. dames en heeren aan deze titanen-arbeid zullen worden geroepen. Behoor jij ook tot de uitverkorenen? Zooja, vertel me dan eens wat je van het heele geval denkt.

Ik zond 18 blzn. ms. (groote vellen, dus wschl. te veel) uit een onafgemaakt verhaal van twee jaar terug. (Tijd van Nutteloos Verzet). Het zal heeten: Petrus of Paulus of De Overdrijving der Jeugd. (Begin van een Conte Moral.)1052 Voor Nederland ging het niet minder! Maar het waarschijnlijkste lijkt mij dat ik het, onder een of andere foef, terugkrijg - bijv. dat het 2 blzn. te lang is - want het is verwoed ‘onweldenkend’. Ik vrees dat voor de Erven Bijleveld in Utrecht mijn titel ook niets goedmaakt.

Denk je er ook eens over, Vic, waar ik met dat eerste-ampartedeel van mijn voorgenomen-grooten-roman (koppelteekens!) heen moet? Het liefst zond ik het jou, als je zoo vriendelijk zou willen zijn het verder te willen leiden. In Gistoux en zelfs Brussel kan ik er toch niets mee beginnen en tot lange brieven erover aan menschen die ik niet ken - (Coenen of zoo) - voel ik mij niet in staat.

Heb ik je overigens al verteld dat ik een prozavertaling aan Groot-Nederland zond van een 18e-eeuwsche proza-overzetting (beroerd, ik moest het geheel opwerken) van een Middeleeuwsch gedicht Des Trois Chevaliers et del Chainse (Chanise, Chemise), van Jacques de Baisieux, trouvère. Het gegeven is subliem! het is wel het mooiste gegeven dat ik uit de middeleeuwsche verhalen ken; uit de ridderverhalen althans. Het is doodeenvoudig en met een logische en toch geheel onverwachte draai (reactie) aan het slot. Je zult wel zien.

Ik staak hier mijn gepraat. Tot nader. Steeds je

E.

1047Van Vriesland schreef zes ‘Samenspraken over de aandoeningen der liefde’. Ze werden pas gepubliceerd in zijn Verzamelde gedichten.
*want alle groote mannen zitten, van nòg hooger gezien, vol ridicule ‘persoonlijkheidjes’ (tics, manieën, enz).
1048dat nu juist den mènsch vormt - (ik zou haast zeggen: mensch in Marsmaniaansche beteekenis!)
1049Un coup de dés jamais n'abolira le hasard is een lyrisch werk van Mallarmé (1897).
1050Onder de initialen C.K. verschenen in de NRF van februari 1927.
1051DP heeft zijn schriftelijke discussie met Van Vriesland over Valéry-Mallarmé-Stendhal opgenomen in de Cahiers (Vw 2, p. 207-11).
1052Het verhaal ‘Petrus en Paulus’ werd opgenomen in de bundel Twintig Noord- en Zuid-Nederlandsche verhalen en maakte in 1933 onder de titel ‘Een kind in de zonde’ deel uit van de tweede druk van Nutteloos verzet (Vw 1, p. 536-52).
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie