E. du Perron
aan
A.A.M. Stols

Amsterdam, 13 januari 1930

Amsterdam, Maandag 13.1.30.

Beste Sander,

Veel dank voor je gezelligen brief, dien ik vanmorgen ontving. Denk er dus om, mijn adres is Vossiusstr. 45 (vergeet ook het nr. niet). Vanaf overmorgen zit ik er. Wil je dit ook Jan v.N. opgeven? Zeg hem erbij dat ik hem spoedig schrijven zal.

Hier nog altijd dezelfde toestand. Mijn moeder had gisteren weer een onrustige nacht. Maar de dokter is ‘niet ontevreden’. Die geldkwestie weegt mij zwaar op het hart, vooral waar ik weet dat je de duiten zoo goed gebruiken kan. Zoo gauw ik kan, zal ik zorgen dat je ze krijgt. Moet het naar jou gezonden worden (in Holl. geld?) of direct naar Maastricht? In het laatste geval: naar welk adres?

Simone is eigl. ook altijd dezelfde, d.w.z. lijdende aan hoofdpijnen (meer of minder erg). Als ik je met fl. 100. kan helpen om er eens een weekje uit te trekken naar Parijs - die kan ik je voorloopig wel zenden; die ontving ik n.l. van De Gids voor het Drama. Verdomd goed betaald! jammer dat het indirect naar het Drama teruggaat... En als ‘de menschen’ mijn groote talenten nu maar inzagen en kochten tot ze er bleek van zagen! Enfin, ik reken op jou voor een goede distributie. Geen provinciale krantjes meer, maar liever eenige heeren ‘persoonlijk’. Vergeet vooral niet den ouden Lapidoth.

Parlando wil je zeker nog wel achterhouden tot eenige verzen die er in staan, in De Gids zijn verschenen. Misschien in Maart, uiterlijk April. Laat tot zoolang de 2 boekjes van Slau maar voorgaan.

Een Voorbereiding laten zenden aan het nieuwe adres. Mijn moeder heeft keet met de huisjuffrouw van de Marnixstr., die trouwens juffrouw Keet heet. Mijn nagekomen correspondentie zou onder deze tweevoudige keet bitter kunnen lijden, dat voel je?

Juffr. Wouters weg - maar de blonde nymf met het strooien haar en de perverse lipjes? - Van het huwelijk van John Buckland vernam ik vele malen, om te beginnen van Jany - in Ascona nog. Zoo'n Canadeesche is lang niet gepiest, vooral niet met 3 namen. Mijn neef Noered-din had immers ook zoo'n juffrouw met vele namen? maar ze spreekt Portugeesch inpl. v. Engelsch (hoewel de namen Engelsch zijn). ‘C'est la vie!....’

Je hoeft me geen ex. van Keats819 te zenden, tenzij je er een over hebt - maar wèl grààg de platen. En schrijf er dan bij, bij welke sonnetten ze hooren. Ik heb n.l. een prachtige Keats besteld in 2 dln. bij the Florence Press. - Ook de autobiogr. van Douglas gelezen. Toch wel een vervelend soort vent, maar met verdomd aardige - en zelfs kranige - dingen in z'n bast* - Ik hoop dat je succes zult hebben met je Boeddha820. Het wordt tijd, tijd, tijd dat je weer eens een goede slag maakt!

Wanneer komt de Pouchkine uit?

Ik beloof je dat ik over de Shakesp. vert. zal denken, maar vrees dat het zooiets zal worden als met het gymnastiekboekje van Muller821, dat ik in Gistoux reeds op het nachttafeltje had en dat ik op reis heb meegenomen en dat hièr weer op het nachttafeltje ligt, maar waar ik alleen nog maar naar heb gekeken. Ik heb ook die ridicule proleet met zijn haar en brosse en zijn verstompt aangezicht vele malen bestudeerd, zoo in diverse standen, maar ik word er niet mager van. - Wat betreft je serie, hoef je overigens vooreerst niet te ‘zorgen’; Anth. Donker heeft een Sh. stuk klaar; n.l. Driekoningen-avond, dat in October enz. in De Gids komt. Zou je verder niet aan Slau een vert. kunnen vragen? die vertaalt met groot gemak en veel beter dan ik. En voor een komieke Shakesp. b.v. aan Kelk? Mij dunkt dat die Falstaff op een onnavolgbare wijze zou kunnen weergeven! Bijv. The Merry Wives of Windsor (liever dan Henry IV).

Defresne z'n buik interesseert mij in geenen deele - zelfs niet met een mes. Laat mij als Cyrano zeggen, of liever in tegenstelling met C.:

...et si le plaisantin est ignoble, je lui sers,

Par derrière et non par devant, du cuir et non du fer.

Ik zag hem ééns in ‘De Kring’ met zijn typische kantoorbediendeskop; and I glared at him, but he didn't glare back. Volgens Willink is het een notoire schijtlaars.

Ik ben benieuwd naar je roman, maar hoop dat hij ‘in wezen en verschijning’ verschillen zal van dien van Jèn Doolert, over de welke je in de Jan. G.W. een uitgebreide bespreking zult aantreffen van mijnE hand. Overigens heb ik Kramers gisteren een Vondeliaansch - of althans Gouden-Eeuwsch - sonnet gezonden voor Buning, wiens constateering dat Erts een dunne bestelling is, ik gaarne onderschrijf, maar die me op de zenuwen begint te werken, met zijn eeuwige goedkoope geleerdheid dat we toch braaf in Vondel en andere Gouden-Eeuwers moeten studeeren. Zijn eigen pastiches van Vondel (op Royaards en zelfs op de engelen) vind ik om op te gaan zitten, verder niets. De man is een èchte degelijke Hollander die het Heil weer eens gevonden heeft - en die blijkbaar niet inziet dat een 20e-eeuwsche Vondel monstrueus zou zijn en méér dan decadent.

 
Hierbij het sonnet:
 
 
Voor-vechter vant Verleên, die ons de rijpe schooven
 
Staeg voor-hangt van een Roem bestendicht door de Dueght,
 
 
En met een streng Beraedt wijst van het Pad der Jueght
 
De valsche uytheemsche const, die onse Rust sou rooven,
 
 
Natuer en Nederlandt moeten U eewich looven,
 
Ghy, die tot ons Behout en onghemeyne Vrueght
 
Weer oorsaeck waert zoo DIT elck Neder-lander huegt:
 
Gheen Mof, Franzoys, of Brit, gaet Neêrlants Dueght te Booven!
 
 
Wat! sou de Gouden Eew niet onse Jueght vergulden?
 
Souden wy aent Verleên niet quyten onse schulden?
 
Ons voeden met een Dueght, die noyt ten eynden raeckt?
 
 
Wees Ghy ons Voor-beelt dan, die in soo schraele tijden
 
Het gantsche MUYDERSLOT liet in Uw broeck-sack glijden
 
 
Ent stoer skelet van VONDEL tot Uw Stock-paerdt maeckt.

Ik hoop dat hij er zich mee tevreden zal stellen. Maar als hij er in rijm op antwoordt, krijgt hij misschien een tegen-rijm, maar dan à la Tailhade. Ik vind het onder ons gezegd - afgescheiden van zijn biefstukken en cocktails822, waar ik tot dusver niet bij kwam - een verdòmd vervelende vent, en kan mij après tout de vereering van den heer Van Krimpen voor dien meneer indenken. Hij heeft de mentaliteit van een verkeers-agent.

Laat Jan het sonnet lezen en stuur mij allebei je opmerkingen. ‘Broekzak’ is misschien geen 17e Eeuwsch, maar met c's geschreven, wordt het toch erg ‘gelijkend’. Ik heb ook Jacques gevraagd het sonnet na te kijken. De spelling is, dunkt mij, niet slecht - en moet den heer Werumeus toch behagen.

Je ziet dat Amsterdam mij niet zóó gaga maakt, als Jan schijnt te denken. Als ik met 1 Febr. die heerlijke tuinkamer krijg, die nu nog in beslag wordt genomen (in de Vossius-straat), hoop ik weer eens wat te werken. Het is alleen zoo vervelend dat mijn paperassen voor een groot deel in Gistoux zijn. Misschien ga ik eens heen en terug om ze op te halen. Vraag Jan of ik dan bij hem kan logeeren.

Ik hoop dat Kramers mijn 17e eeuwsch sonnet plaatst - nog in het Jan. nr.823 Anders zend ik het snel naar de Vr. Bladen. Als het te laat komt, is de aardigheid er wat af. Ik schreef het gisteren, aan tafel, om Kelk te bewijzen dat dergelijke pastiches doodgemakkelijk zijn. Dat imponeert alleen mijnheer Binnendijk, die vreugdekreten slaakt (in Erts) over het feit dat Jany nog vertalinkjes maakt, dat Jacques 2 versjes in 3 jaren piest, dat Nijhoff nog tot een goed, d.w.z. poëtisch, sonnet in staat blijkt, en dat Buning de voedzaamheid van meergenoemden Vondel weer eens heeft bewezen (met meergenoemde pastiche op Royaards). God-God, wat een inferieure mentaliteit! dat is niet meer van een schoolmeester, dat is van een schoolportier, et encore!

Amsterdam verrukt mij overigens nog zeer. Ik ben zeer bedrijvig tusschen de Joodsche boekenstalletjes. Ik drink Voorburg, Fosco, Angostura, ik eet bij Dorrius: die heerlijke uitgebreide Hollandsche menu's, waarin de Uitsmijter een eereplaats inneemt. En zeg aan Jan - ende - Atij dat mijn snor mij waarlijk van hoop vervult. Ik wist niet dat ik nog over zóóveel lip-haar beschikte! vooral bij de mondhoeken begint het danig te krullen. Je zult zien, ik kom in de Belziek terug vermomd als Gustave Flaubert!

Tot zoover; ik krijg bezoek. Doe mijn hartelijke groeten aan Greet, aan Eef en Minnie als je ze ziet, aan de twee oude Jannen en aan het Mensch Ati (Hart824). Ik wacht dus op je verschijning. Vossiusstraat, genaamd naar een vriend van ‘dien meneer’ Vondel, en het nummer is 45.

Een hand van je

Eddy

819The Collected Sonnets (Stols, 1930) met illustraties van John Buckland Wright.
*Ik zeg niet: aan.
820Paul Morand, Bouddha vivant (vgl. brief 169, 186).
821A. Muller, De weg naar gezondheid. Een betrouwbare en onontbeerlijke raadgever voorgezonden en zieken. Naar de 16de druk bewerkt door Ch. Bles, Amsterdam 1927, 2 dln.
822Werumeus Buning schreef ook over culinaire onderwerpen.
823Het sonnet ‘Aen den heere J.W.F. Werumeus Buning’ werd in DGW van februari geplaatst (Vw 2, p. 206).
824Maleis ati betekent hart.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie