4208 (1902a). Aan L. Guilloux: Parijs, 11 december 1933

Parijs, maandag.

Beste vriend,

Hierbij de foto's, dat wil zeggen die, welke enigszins geslaagd zijn. We hebben Malraux weer ontmoet, maar de dag na de prijsuitreiking; we hebben gesproken over die prijs die jij beter dan wie ook kent, en uitgebreid over jullie beiden, en nauwelijks over

[p. 286]
de verkenningsvluchten boven het rijk van de koningin van Scheba. Laat ik nu onmiddellijk twee vergissingen rechtzetten, of liever gezegd twee verdraaiingen van juiste gegevens, ik bedoel: die je goed in je hoofd had. 1o. Malraux heeft geen onderwijsbevoegdheid maar is doctorandus in de letteren; 2o. het land van de Koningin heet Mareb, zoals je me al had gezegd, en niet Magreb, zoals mijn Javaanse oor het opgevangen had. Ik voel mij èèèrg opgelucht je dit te hebben bericht.

Wij bereiden ons vertek naar Holland voor, het land der vaderen van Bep, zo niet van die van mij. Daarom moeten we ‘vooruitwerken’, dat wil zeggen schouwburgen, muziekuitvoeringen, tentoonstellingen, veilingen... en de rest, bezoeken, tot volslagen afstomping volgt, wat de ‘brieven’ alleen maar ten goede kan komen. Dan begrijp je ook waarom ik je nu ga verlaten. Ik ben van plan je uitgebreid te schrijven vanuit het land van de Polders. We denken veel aan jullie beiden, we praten veel over jullie en als het aan ons lag, zouden jullie ons heel gauw weer zien in jullie Saint-Brieucse Bretagne.

Vriendelijke groeten aan jullie beiden van ons 1 + 1; een hand van je

EdP.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie