4136 (508a). Aan J.J. Slauerhoff: Gistoux, 26 april 1930

Gistoux, Zaterdag

Beste Slau,

Als je hier was geweest had je met mij genoten van een onovertreflijke pâté de lièvre, door mijn moeder gefabriceerd (met truffels en andere bijbehoorende heerlijkheden). Maar aangezien je verkiest de filer le parfait amour, heb ik bij het verorberen van mijn portie

[p. 38]
alleen maar aan je gedacht. Probeer eens - al is het véél wat ik je vraag - aan mij te denken, als dezer dagen de een of andere buitengewone genieting jou te beurt valt!

Ik bestudeer als een gek Byron65 - iets beters kan ik niet doen; dus ben ik zelfs gelukkig dit te hebben gevonden. Die noble Lord was niet zóó bête, als hij soms wel lijkt. Alleen zijn verzen zijn tenslotte doodelijk vermoeiend: een monotone dreun, altijd dezelfde gietvormpjes op dezelfde manier gevuld, op dezelfde manier van interpunctie voorzien - bref, een sterk maar verdomd grof instrument. (‘A ready poet’, maar èrg zelden a fine one, ik bedoel: a rather pure one.) Toch ga ik er koppig mee voort. En vanavond had ik je wat te vertellen, n.l. dat ik nu de heele avonturen-cyclus achter me heb, al die histories die heel Engeland - en de verdere ‘wereld’ - hebben doen trillen, en die iedereen nog van naam kent en niemand leest: The Giaour, The Corsair, Lara etc. en dat ik je met de hand op het hart vertellen kan dat er niet één bij is, die voor mij de helft bereikt van de hoogte waarop ik Dschengis Khan heb gezet. - En toch zie ik, evenmin als Jacques, een ander punt van vergelijking voor deze kant van jou, als juist Byron. Schrijf me dus eens (want het interesseert me geweldig): heb je hem weleens gelezen? - ik bedoel: andere dingen dan die in de bloemlezingen staan; heeft hij werkelijk nog eenigen invloed op je gehad? Ga eens na hoe je aan Dschengis Khan komt: er moet toch ergens een oorsprong zijn. De Tamerlane van Poe misschien? Maar dat is er ook kinderwerk naast. - Als ik bedenk dat Kelk mij zei dat hij je indertijd afgeraden had het te publiceeren, zijnde voor zijn gevoel te ‘rhetorisch’. Hoe kòmt iemand daarbij? Als ooit een gedicht schijn-rhetorisch was, d.w.z. als ooit de noodige uiterlijke rhetoriek in een gedicht van deze inspiratie, door een zuiver (alleen méér dan levensgroot) gevoel werd gestuwd en levend gemaakt, dan is het hier. Ik zegje dit bij volle bewustzijn en na mij meer dan ooit ‘rekenschap’ te hebben gegeven; na mijn wroeten in Byron. Hij was als mensch anders een zeer belangwekkend potentaat: eigenlijk een vent vol verdomd goede eigenschappen, maar die zich aan alles wat hij aan grilligheden en karaktermisvormingen in zich had, overgaf, om nog Byroniaanscher te zijn dan zijn serie ‘helden’. Maar je proeft dan ook in de verzen voortdurend het tooneel: je ruikt de verf van het décor en

[p. 39]
de schmink stroomt van de aangezichten (vertrokken wenkbrauwen, knarsetanden, rauw hoongelach!) Niet onvermakelijk en vanop een afstand gezien niet eens onsympathiek. - Ik raad je aan bij gelegenh. de Byron van Maurois te lezen. - Wat ben jij daarnaast toch een doodgewone, wat lastige, maar goede en hartelijke ziel. Je bent dan ook geen noble Lord en hoeft God zij dank vanwege je uiterlijk schoon niet die cabotinage te verkoopen van gevallen engel. - Het ga je wel, old boy: All hail! en denk maar het beste van de Liefde. Is het mij veroorloofd mevrouw Slauerhoff Jr.66 mijn ‘respecten’ te zenden? Voor jou een ferme poot van je

Ed.

(En grààg antwoord op mijn vraag.)

P.S. - Ik zou haast vergeten je het belangrijkste te vertellen. B. had een halfzuster - 4 jaar ouder - Augusta, en ging druk met haar naar bed. En die halfzuster is, als je 't boek v. Maurois leest, gewoon een SCHAT. Zoo'n halfzuster te hebben! de Goden zijn infaam geweest toen ze mij een halfbroer gaven!

67Is Saturnus er nog niet? Wat teut die Hyman-Kroesen toch!68 Of ben jij het?

65DP berichtte hetzelfde op 23 april 1930 aan Van Vriesland in 503 (Brieven II, p. 183) en op 25 april aan Van Wessem in 505 (Brieven II, p. 184)
66Darja Collin, met wie Slauerhoff op 3 september 1930 in Den Haag zou trouwen.
67Tekst bovenaan de brief geschreven.
68Saturnus, gedichten. Bij Hijman, Stenfert Kroese & Van der Zande, boek-verkoopers, Arnhem 1930. Deze bundel is volgens het colofon in januari 1930 gedrukt. DP had blijkens 537 aan Roland Holst op 26 mei 1930 (Brieven II, p. 220) Saturnus nog niet ontvangen.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie