[p. 408]

Het Lied van den Rivierschipper

 
Weet ik wel waar ik haar zoeken moet,
 
Als het niet is waar het steengezicht
 
Achter bochten opstijgt, bekoeld, behoed
 
En beschaduwd in 't heimelijk avondlicht?
 
 
 
Lagen ook and'ren gemeerd aan land,
 
Moe of in afwachting onder haar borsten,
 
'k Heb niets gezien, mij niet méer gekant
 
Tegen voorgangers, die naar haar dorstten,
 
 
 
Dan de golfslag zijn volgers beleedigt
 
Van kustmeermin tot Loreley,
 
Dan éen golfslag in trouw werd bevredigd
 
Door de zwarte rimp'ling aan haar waterzij.

S. Vestdijk