Hoofdstuk 38
Slauerhoff, de spitsroeden van een vriendschap

Eerste schermutselingen

Op 3 januari 1935 gingen Bep en Eddy du Perron terug naar Parijs. Du Perron had even genoeg van zijn roman en liet zich opslokken door het leven in de stad.3037 Eind januari ging hij naar Nederland om zijn jeugdvriend Ferdy de Grave te ontmoeten, die hij tien jaar niet had gezien.3038 Op de terugweg naar Parijs haalde hij nog wat prikken bij dokter Maasland.3039 Tijdens zijn afwezigheid had Slauerhoff zich weer in Parijs geïnstalleerd, waar hij zich vastklampte aan Bep. Zijn soms wat ‘klefferige’ houding irriteerde haar.3040 Hij draaide ook weer om Sofka heen. Toen zij hem te kennen gaf dat het geen ‘amoureuze geschiedenis’ tussen hen zou worden, spotlachte hij wat en vroeg haar waarom ze dat zo zei. Zij legde hem uit dat ‘ze heusch niet dacht dat iedere man aan haar voeten viel, maar dat ze heel goed merken kon als ze iemand beviel, dat zijn brieven iedere keer langer werden etc.’ Later vertelde hij Sofka ‘dat hij Darja blauwe oogen geslagen had en dat ze het verdiende’. Bep dacht dat het misschien bluf was van hem, maar wel ‘van een verregaande slechte smaak’. Verder klaagde Slauerhoff dat alle buitenlandse vrienden van Bep en Eddy zo ontzettend veel praatten, met uitzondering van Antonini. Onder deze omstandigheden zag Bep er tegenop Slauerhoff mee te nemen naar Mal-

[p. 738]

raux. Zij spuwde haar gal in een brief aan Eddy: ‘Slau is van alle vrienden die we hebben degene met de minst medische geest -. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zoo bang was voor preciese woorden en psychologische feiten. Hij versluiert de heele wereld met vooropgezette ideeën.’3041

Op 2 februari was Du Perron terug in Parijs. Het was erop of eronder: Ducroo moest af! Slauerhoffs aanwezigheid trof nu wel bijzonder slecht. De dichter-piraat liep een beetje met zijn ziel onder zijn arm, wist niet wat hij moest doen: studeren, terug naar Tanger of weer gaan varen.3042 Hij vroeg Du Perron of deze op zijn kosten naar Tanger wilde gaan om zijn praktijk te liquideren en zijn spullen te verzenden. Du Perron kon hier onmogelijk op ingaan: hij had al zijn tijd nodig om zijn roman te voltooien en voor zijn levensonderhoud artikelen te schrijven. Hij nam Slauerhoff mee naar café Murat, waar hij regelmatig een kopje koffie dronk met Giacomo Antonini. Gino wilde zich wel met de taak belasten.3043 Bovendien boden hij en zijn partner Maria Syla Novitzky de dichter onderdak aan, zij het als ‘paying guest’.3044

Die kwestie was ten minste geregeld. Maar nog een andere kwestie vroeg de aandacht: Forum. Slauerhoff maakte zich erg druk over Victor van Vriesland, die volgens hem maar bitter weinig had bijgedragen aan het tijdschrift. Hij had dit voor het eerst ter sprake gebracht in een brief van 13 november 1934 aan Ter Braak: er ging nauwelijks iets van Van Vriesland uit en hij was ‘allerminst geschikt de jeugd te boeien te trekken te bezielen’. Al in deze brief had Slauerhoff zijn voortgezette medewerking aan het tijdschrift afhankelijk gemaakt van het vertrek van de gewraakte redacteur.3045

In februari 1935 voerde Slauerhoff zijn campagne tegen Van Vriesland op. Hij kon niet begrijpen dat Ter Braak het ‘au fond’ met hem eens was, maar weigerde actie te ondernemen.3046 Waarom liet hij alles maar ‘volgens het oude systeem’? Van Vriesland was een literaat bij uitstek, die niet voldeed aan het persoonlijkheidscriterium. Du Perron voelde wel voor Slauerhoffs argumenten. Sinds Van Vriesland redacteur was geworden van de Nieuwe Rotterdamsche Courant had hij zich ontwikkeld tot een ‘gezeten’ letterkundige.3047 Maar rechtvaardigde dit Van Vrieslands ontslag? Forum had zich in de nieuwe opzet toch al verwijderd van het oorspronkelijke manifest. Dat Du Perron zich niet in de zaak wilde mengen, had ook een andere reden: hij wilde zijn verhouding met Van Vriesland niet op het spel zetten. Zowel Bep als hij verdienden aan hun kritieken voor de nrc.

Slauerhoff zette zijn kruistocht koppig voort. Op 25 februari schreef hij

[p. 739]

Ter Braak: ‘Ik hoop dat de persoonlijkheid, de eerlijkheid hebben gezegevierd jouw opportunisme is tijdschrifts politiek.’ Als er niet aan zijn eisen was voldaan, moest hij medestanders zien te vinden. Van Vriesland was nog veel ‘voozer’ dan de steeds bestreden Coster!3048 Slauerhoff maakte zijn bezwaren ook aan Van Vriesland zelf bekend en gaf desgevraagd de namen op van Ter Braak, Vestdijk en Du Perron als mensen die het met hem eens waren.3049 Het gekanker van Slau werkte Du Perron op zijn toch al gespannen zenuwen:

‘Je leeft met hem, zoowel in de vriendschap als op ander gebied, voortdurend in een “sfeer” van “bedreiging” die tenslotte onverdragelijk wordt; ook dat zal ik hem nog eens goed aan het verstand zien te brengen, want ik ben nu werkelijk wel “geladen” over deze baloorigheid, en het hindert me als iemand denkt een satanische figuur te zijn (of byroniaansch-demonisch) en telkens zoo de provinciale burger blijft.’3050

Op 3 maart 1935 schreef Du Perron de slotzin van Het land van herkomst. Slauerhoff, die dacht nu eindelijk alle aandacht te zullen krijgen, schreef een parmantige brief aan Forum waarin hij Vestdijk, Ter Braak en Du Perron opvoerde als getuigen à charge tegen Van Vriesland.3051 Du Perron was er niet gelukkig mee en Antonini raadde Slau sterk af om dit epistel te verzenden, maar de dichter-piraat was niet te vermurwen.3052 Hij trok zijn medewerking aan Forum in en verzocht Ter Braak hiervan een bericht te maken in Het Vaderland. In een postscriptum schreef hij er nog bij: ‘Eddy vindt deze brief wat scherp de indruk van nijdigheid maken. Misschien is t eerste waar, maar ik geloof dat het toch zijn gedachten over jullie [onleesbaar woord] goed weergeeft.’ Een van de gevolgen van deze brief was dat de relatie tussen Van Vriesland en Du Perron sterk bekoelde.3053

Slauerhoff begon nu zijn pijlen te richten op Du Perron zelf. Hij vond dat deze zich ook al had ontwikkeld tot een echte literator. Du Perron, Bloem, Marsman: ze waren voor of na hun veertigste ‘gâteus’ geworden en ‘oudehoeren, potatoren of letterzifters’.3054 Bij een van zijn bezoeken aan Du Perron zat deze aan zijn schrijftafel. Slauerhoff vroeg of hij een kijkje mocht nemen in zijn boekenkast. Du Perron gaf hem de sleutel en Slauerhoff pakte een boek van Malraux. Hij bladerde er wat in en zag dat Malraux onder zijn handtekening een kat had getekend. ‘Wat is dat?’ vroeg hij. Du Perron antwoordde dat Malraux zo wel vaker signeerde, maar uitsluitend voor vrienden. Hierop haalde Slauerhoff een eigen bundel uit

[p. 740]

de kast, schroefde de dop van zijn vulpen, liet een inktklodder op de titelpagina vallen en klapte het boek stevig dicht. ‘Nu heb je nog iets persoonlijks van mij ook.’ Du Perron beet hem toe: ‘Geef mij die sleutel. En blijf voortaan van mijn boeken af.’3055

Deze schermutselingen vonden plaats terwijl Bep hoogzwanger was. Intussen was Du Perron voor Stols begonnen aan de vertaling van Larbauds roman Fermina Marquez, maar hij voelde zich ‘doodop’. De dokter schreef hem veertien dagen rust voor, juist enkele dagen voor zijn geplande verhuizing.3056 Door de ophanden gezinsuitbreiding waren Bep en Eddy du Perron genoodzaakt om te zien naar andere behuizing. Het erfenisje van Beps vader kwam daarbij goed van pas, evenals het feit dat de nieuwe regering lagere huren had afgekondigd. Zij hadden een geschikt tweekamerappartement gevonden op boulevard Murat, nr. 88.3057 In de week van hun verhuizing verliet Slauerhoff Parijs, na nog een laatste keer door de telefoon ruzie te hebben gezocht.3058 Du Perron vond het maar een dwaze vertoning.3059 Hij wachtte af. Als Slauerhoff de vriendschap wou verbreken, moest dat maar. Slauerhoff had nu zijn toevlucht gezocht bij Roland Holst. Vanuit Bergen schreef hij Du Perron dat deze tekort was geschoten in hartelijkheid en vriendschap. Du Perron blies stoom af in een brief aan Roland Holst:

‘[Hij] heeft de imbeciele smakeloosheid om mij te schrijven dat mijn manier van literatuur beoefenen hem afkeerig maakt of zoo iets, wanneer dit in werkelijkheid erop neer komt dat hij het mij niet vergeeft dat ik niet meer tijd voor hem heb kunnen maken dan ik gedaan heb. Ik heet nu getourmenteerd “door een boek”. Wat dit “boek” voor mij beteekent, schijnt niet tot hem te zijn doorgedrongen. Maar dat is nog het ergste niet. Hij schijnt niet te begrijpen dat mijn omstandigheden veranderd zijn, dat ik nu veel werken moet (en voor tenslotte zielig weinig geld) dat ik voor het eerst van mijn leven “literatuur” bedrijf als “kostwinning”. [...] Een vriend die je voortdurend controleert of je wel al je vrije tijd aan hem geeft, is een monster dat de vriendschap opvreet. Niettemin heb ik inderdaad zoowat al mijn andere vrienden laten stikken, om mijn vrije tijd te geven aan Slau. Op een paar keer eten bij de Malraux' na (alles bij elkaar misschien 6 keer) heb ik, zoolang hij hier was, zoowat ieder vrij oogenblik doorgebracht met eindeloos over zijn beroerdigheden te prakkezeeren. De halve gare schrijft me nu: “Het waren meer knappe analyses dan hartelijkheid.” Ik heb hem geschreven dat als hij niet begrijpt dat deze “knappe analyses” de beste vorm van hartelijkheid waren die ik hem geven kon, hij een idioot is en een rotvent.’3060
[p. 741]

Poging tot analyse

Du Perron wist niet meer hoe hij Slauerhoffs bijzondere schrijverschap kon rijmen met diens gedrag als mens. Je kon alleen maar concluderen dat hij zelf ‘stukken minder’ was dan zijn literatuur. Zijn persoonlijke optreden maakte zijn hele ‘talent’ tot een leugen.3061 Enkele dagen nadat hij op deze wijze zijn hart had gelucht, werd hij voor de tweede keer vader. De dag erna meldde hij de geboorte van zijn zoon aan Ter Braak, maar zijn brief ging ook weer ten dele over Slauerhoff. Ter Braak had Slauerhoff een ‘geboren intrigant’ genoemd, omdat hij was doorgegaan hem briefjes te schrijven waarin hij telkens weer derden bij de zaak betrok. Du Perron vond deze beschuldiging niet terecht: Slauerhoffs optreden kwam voort uit balorigheid en ‘een ontzettende stunteligheid in het “kwaaddoen”.’ Hij was ‘iemand die aanhoudend voor zichzelf de dingen moet bederven en daarnaast een kruideniersvoorzichtigheid en angst vooruit heeft dàt alles nog wel eens voorgoed zal worden bedorven’.3062

Du Perron had Slauerhoff voor zichzelf geclassificeerd als iemand die ‘halfbewust’ leefde en die naar zijn vrienden en hun opinies greep om niet te vallen. Daarmee rekening houdend kon hij nog wel met enige mildheid aan hem denken, maar voorlopig hoefde hij hem niet meer te zien. Roland Holst, die zijn best deed de breuk tussen zijn vrienden te lijmen, werd uitvoerig op de hoogte gebracht.3063 Terwijl Bep met haar zoontje in de kliniek verbleef, werkte Du Perron door aan zijn vertaling van Fermina Marquez. Hij was overwerkt, had hartklachten, voelde zich draaierig en leed aan slapeloosheid.3064 Toch kon hij Slau niet zomaar van zich afzetten: ze wisselden ‘giftige brieven’ met elkaar. Du Perron begon zich langzamerhand af te vragen of Slauerhoff wel die ‘kleinzielige dorpsidioot’ was die hij in hem wilde zien. Misschien was hij toch ook ‘een kleine knoeier’ die bewust loog.3065 Na een laatste brief waarin hij zijn best had gedaan om de hele zaak helder te recapituleren, was Du Perron van plan naar Nederland te reizen om alles in een persoonlijk gesprek uit te praten.3066 Maar een nieuwe brief van Slauerhoff was zo onaangenaam, dat hij twijfelde of hij wel moest gaan.3067

Op 4 mei 1935 kwam er een bericht van Roland Holst waardoor Du Perron besloot om van zijn reis af te zien. In plaats daarvan maakte hij een persoonlijke notitie waarin hij zijn relatie met Slauerhoff trachtte te analyseren. Zijn fout was geweest om te denken dat Slauerhoff gelijkstond aan zijn literatuur. In werkelijkheid was die literatuur een compensatie voor hem ‘en bijna de vrijbrief om minderwaardig te zijn in het leven’.

[p. 742]

Daarnaast vond Du Perron het onuitstaanbaar dat Slauerhoff deed alsof ‘het leven’ zoveel hoger stond dan ‘de literatuur’, terwijl dit niet meer was dan een pose waar juist de literatuur van afdroop. Achter de piraat ging ‘een onzeker, rancuneus, kleinburgerlik iemand’ schuil, ‘goed voor de Java-China-Japan-Lijn, afdeling hofmeesters’. Du Perron verklaarde Slauerhoffs egoïsme uit zijn ‘gebrek aan luciditeit’. Anderzijds stelde zijn ‘instinktieve behoefte allerlei dingen te versluieren, om ze mooier te zien’ hem ook in staat zijn poëzie te schrijven. Maar het was onvermijdelijk dat die ‘versluierdheden’ (zoals bewust of onbewust liegen) tot conflicten zouden leiden in het echte leven. Daar ergerde Du Perron zich aan, zoals Slauerhoff zich ongetwijfeld ergerde aan zíjn manie om alles te ‘vatten’. Tot slot noteerde Du Perron enkele punten voor een ‘eventueel portret van Slau’. Die gaan vooral over Slauerhoffs hondse gedrag tegenover de vrouwen in zijn leven.3068

In een interview dat in mei 1935 werd gepubliceerd, haalde Slauerhoff zijn gram op Forum. Hij bracht zelf het onderwerp ter sprake: ‘A propos, u weet toch dat ik mij uit Forum heb afgescheiden?’ Op de vraag hoe dat zo kwam, antwoordde Slauerhoff: ‘Men wil daar bij Forum “de cultuur van de persoonlijkheid”. - Maar ik vind in het werk van de menschen die daar publiceeren die persoonlijkheid eerder onbeduidend dan sterk. - Zij zijn zeer genuanceerd, maar weinig geprononceerd.’ Du Perron wilde dit standpunt nog vergoelijken: Slau kon nu eenmaal niet denken.3069 Dat het Slauerhoff ernst was met zijn aantijgingen, blijkt uit een sonnet tegen Du Perron dat in zijn nalatenschap werd aangetroffen:

Un jeune qui s'en va
Minuten met E. du P.

‘Zondagsmorgens lig ik 't liefste lang in bed, schrijf of beantwoord brieven etc. etc.’
(Blocnote klein formaat)
 
Bezit je nog met bleeke breede billen
 
't Geribd rood trijp van het café Murat,
 
Per blocnote vertellend van je grillen,
 
Hoe zoet je thee moet zijn, hoe heet het bad
 
 
[p. 743]
 
Zaterdagavond? O, wij zouden willen
 
Nog heel veel weten van uw leven; wat
 
Je doet op Zondagmorgen. Neem je ook pillen
 
Om goed te gaan waar je altijd graag lang zat?
 
 
 
Ja, alles van je leven is belangrijk:
 
Een Hollandsch schrijver, die heel van uit Frankrijk,
 
Parijs zelfs, onze letteren houdt op peil,
 
 
 
Door ons zijn buien naarstig te beschrijven!
 
Maar enklen zal het tot de strijdkreet drijven:
 
Weg met de penkliek! Hitler koom'! sieg heil!3070

Dit gedicht kwam Du Perron pas in maart 1938 onder ogen, toen hij zich bezighield met de uitgave van Slauerhoffs verzamelde gedichten. Nog afgezien van het feit dat het citaat ‘vervalst en halfgelogen’ was, vond hij het sonnet ‘100% patserig’ en ‘ook heelemaal van denzelfden conquistador, die zich nooit wou laten interviewen, tot hij over Forum klikken moest’.3071

Het einde

Op 17 mei 1935 was Slauerhoff opnieuw scheepsarts geworden, op een boot die op West-Indië en Midden-Amerika voer. Na terugkomst in juli werd hij overgeplaatst op een boot die naar Zuid-Afrika ging. Dit was zijn laatste beroepsmatige reis, want hij werd onderweg zo ernstig ziek dat hij begin oktober 1935 in Genua van boord ging om verpleegd te worden. Hij zou zonder succes in Ortisei, Annecy en Lausanne kuren, voordat hij in februari 1936 terugkeerde naar Nederland. Slauerhoff had grote angst dat zijn slechte gezondheid, als die bekend werd, hem van zijn broodwinning zou beroven. Op 17 juni 1935 schreef hij Hans Feriz dat de vriendschap met Du Perron onherroepelijk uit was, omdat deze vertrouwelijke informatie aan derden had doorgegeven. Mogelijk had Du Perron iets losgelaten over Slauerhoffs gezondheid.3072 Slauerhoff weigerde in te gaan op zijn pogingen tot toenadering. Hij vreesde dat zijn eigen brief weer ‘een sarkastische toon zou krijgen en misschien een nieuwe korrespondentie orgasme zou ontketenen. En daar ben ik heusch als de dood voor.’3073 Du

[p. 744]

Perron was in wezen ‘een goede kerel, maar lijdend aan een logorrhoe die de omgang onmogelijk maakt. Verder de neiging à tout prix gelijk te willen krijgen en elk geschil in eindelooze brieven uit te zoeken.’3074

Vanuit het ziekenhuis in Genua, waar hij werd behandeld voor malaria, reageerde Slauerhoff op Roland Holsts mededeling dat Du Perron zich misschien in Bergen zou vestigen. Slauerhoff had er weinig fiducie in, vooral nu Forum was opgehouden. Verder schreef hij meewarig over Du Perrons werk ‘dat meer en meer wroeten in de literatuur wordt en wel zeer verre van “virgin soil” staat’. Eddy had toch eigenlijk nooit een poging gedaan om ‘een baan’ te vinden; daar moest het nu maar eens van komen. In elk geval wilde hij hem niet meer ontmoeten, ook niet in Bergen: ‘Dit niet zoo zeer uit rancune dat hij unfair was en dit niet wil toegeven als vooral om t feit dat ik de al vaak matige liefde voor de literatuur die ik nog heb wil behouden. En - het is vreemd - Eddy heeft veel voor mijn werk gedaan - en nu als ik hem hoor spreken krijg ik een intense dêgout [sic] tegen de literatuur. [...] Ik hoop dat ik je nu hiermee volledig mijn standpunt t.o. Ed. verklaard heb - het is niet mooi - maar t is niet anders - Het moet fini zijn.’3075

Roland Holst bracht dit ‘fini’ niet aan Du Perron over, maar deze was er zelf ook niet op gebrand om het contact te herstellen.3076 In september 1935 kwam er toch weer een brief van Slauerhoff, die echter ‘nogal idioot’ was. Omdat Du Perron op dat moment bij vrienden in Nederland was, had Bep de brief doorgestuurd naar Bergen. Du Perron had met de zieke Slauerhoff te doen, maar hij schreef hem niet terug: ‘Ik zal Slau niet antwoorden, maar heb Jany met een boodschap voor hem belast; dat lijkt ook Jany verreweg het beste.’3077 Pas in maart 1936, toen Slauerhoff in Heemstede werd verpleegd, besloot Du Perron iets van zich te laten horen, maar niet met de bedoeling om hun vriendschap weer op te lappen.3078 Nu was het Slauerhoff die niet terugschreef. In juli 1936 deed hij Du Perron evenwel via Roland Holst zijn pasverschenen bundel Een eerlijk zeemansgraf toekomen.3079 Daarop vroeg Du Perron aan Roland Holst of hij Slau hartelijk wilde bedanken en hem tevens polsen of hij een bezoek van hem op prijs zou stellen. In verband met hun aanstaande vertrek naar Indië zouden de Du Perrons enkele weken kwartier maken in een Amersfoorts pension. Inmiddels was Slauerhoff verhuisd naar rusthuis Villa Carla in Hilversum, waar hem vijf maanden volledige bedrust waren voorgeschreven.3080

Slauerhoff reageerde op Du Perrons boodschap met een brief waarin hij hem nogmaals zijn grieven voorlegde, ditmaal ‘sans rancune’. Was een

[p. 745]

verzoening dan toch mogelijk? Op 28 augustus 1936 schreef Du Perron een lange brief terug, waarin hij trachtte ‘de lucht nog wat meer’ te zuiveren.3081 Hij moest erkennen dat hij nogal kregel had gereageerd op Slauerhoffs brieven uit Bergen, maar hij was dan ook ‘tureluursch’ geworden van de oude en nieuwe grieven waarop hij telkens had moeten antwoorden. Alleen was hem nog steeds niet duidelijk wat Slauerhoff bedoelde met zijn voornaamste grief, die van zondigen tegen zijn eigen woorden. Voorzichtig maande hij Slauerhoff zich nader te verklaren: was het een geval van woordbreuk, iets dat hij hem had beloofd en niet uitgevoerd, of had het te maken met een eigen project dat Du Perron niet had uitgevoerd? Als het dit laatste was, dan was het toch wel vreemd om hem dit te verwijten, want wie geeft met ijzeren consequentie uitvoering aan al zijn plannen en impulsen?

Hierop antwoordde Slauerhoff met een briefje dat Du Perron zo ‘prollig en ploertig’ vond, dat hij er nu wel definitief een einde aan moest maken. Volgens Cola Debrot had Slauerhoff geschreven dat ‘jodium’ het beste desinfectiemiddel was voor Du Perron, vooral ook omdat zijn vrouw van ‘het bekende ras’ was.3082 Deze toespeling op Bep, wier moeder joods was, zou de bekende druppel zijn. Du Perron schreef Slauerhoff twee zinnetjes terug: ‘Het spijt me dat ik je verlokt heb tot zooveel rasploertigheid. Spaar je de moeite mij nog eens te schrijven, ik zou je je stankjes ongeopend terugzenden.’ Du Perron had bijna een week met Slauerhoffs briefje rondgelopen. In Brussel had hij het aan Greshoff laten zien; deze vond het zo ‘beneden alles’, dat hij Du Perron later kwam vragen ‘of hij Slau nu maar niet verder zou laten ophoepelen’. Dat moest hij maar niet doen, vond Du Perron: de man was immers ziek.3083 Veel tijd was de zieke niet meer beschoren: hij overleed op 5 oktober 1936. Het bericht van Slauerhoffs dood greep Du Perron erg aan, maar het zou hypocriet zijn om nu een necrologisch stukje te schrijven of naar de begrafenis te gaan.3084

 

Bij sommige vrienden is het gerucht blijven rondwaren dat Slauerhoffs antisemitisme ten grondslag lag aan de ruzie met Du Perron.3085 Het is de vraag of dit juist is. Vermoedelijk heeft Slauerhoff Du Perron voorgoed van zich willen vervreemden door expres grof en kwetsend terug te schrijven. De vernieler, de Dsjengis in hem, had toegeslagen. Du Perron zelf meende dat Slauerhoff zich op zijn vrienden wreekte over zijn eigen mislukkingen. Slau was jaloers op hem, omdat hij met Bep toch geslaagd was en een kind had.3086 Jaloezie is een mogelijke factor.3087 Maar misschien was

[p. 746]

Slauerhoffs wrevel juist gewekt door het feit dat Du Perron zich zo had uitgesloofd voor zijn werk. Roland Holst meende dat Slauerhoff leed aan een vernielzucht die in essentie tegen zichzelf gericht was, ‘maar die haar omwegen over anderen koos’. Du Perron had Slauerhoff ‘verwend’ en deze ‘kon niet laten daarvan op den duur misbruik te maken’. Daarom ook zou zijn brouille met Du Perron des te sterker zijn geweest.3088 Deze psychologische verklaring sluit aan bij de constatering van Constant van Wessem, dat Slauerhoff zich het beste voelde ‘bij die vrienden, die niets van hem eischten en verwachtten’ en dat hij het minst van al verdroeg om geconfronteerd te worden met zijn eigen werk.3089

Misschien heeft Slauerhoff zich gestoten aan Du Perrons geringere waardering voor Het leven op aarde, die hij een ‘wiegzang van de troosteloosheid’ noemde.3090 Toch heeft Du Perron Slauerhoffs schrijverstalent, zelfs zijn ‘genie’, nooit in twijfel getrokken. Het probleem waarvoor Du Perron zich, als proponent van de Forum-beginselen, zag gesteld, was: hoe kan iemand zich als mens minderwaardig gedragen, terwijl zijn schrijverspersoonlijkheid eersterangs is? Hij loste dit op door Slauerhoff te beschouwen als iemand vol bevliegingen en inconsequenties, als niet helemaal toerekenbaar, ‘een beetje gek’ en ‘stukken minder dan zijn literatuur’.3091 Slauerhoff was, bij een zeer begenadigd dichterschap, een rancuneuze kleinburger.

 

Na Slauerhoffs dood heeft Du Perron in besprekingen van boeken van anderen terzijdes ingelast over zijn gestorven vriend. Deze zijn soms van anekdotische aard (als Slauerhoff gaapte, brulde hij als een tijger), soms geven ze een literair waardeoordeel (Slauerhoffs zeemansverhalen zijn veel beter dan die van Jef Last).3092 Slauerhoff liet hem niet los.

3037Bw iii, p. 111 (10-1-1935 aan TB).
3038Opdracht in De smalle mens: ‘Voor Ferdy, / bij onze ontmoeting / na 10 jaar, // Rotterdam, 29 Jan. '35 // Eddy’ (Coll. antiquariaat Schuhmacher).
3039E.G. du Perron-de Roos aan DP, 26-1-1935.
3040Vgl. DP aan E.G. du Perron-de Roos, 26-1-1935: ‘Ben je alweer wat over je wrevel tegen Slau heen? Je moet hem nu eenmaal nemen zooals hij is; hij irriteert mij ook wel eens, maar hij meent het zoo kwaad niet. Ik hoop overigens dat hij geen aanval op je doet (gegeven zijn toestand) als je hem in zijn kamertje opzoekt.’
3041E.G. du Perron-de Roos aan DP, 28-1-1935. Ten onrechte schrijft Wim Hazeu (Slauerhoff, p. 628) dat DP in Sofka een huwelijkskandidate zag voor Slauerhoff. In zijn brief van 10-4-1935 schrijft Du Perron over ‘een historie waarop hij [Slauerhoff] gerekend had - zéér verkeerdelijk, en ondanks mijn herhaalde waarschuwingen - en die verkeerd is uitgevallen’. Misschien doelt Du Perron hier op Slauerhoffs ‘missie vrouw’. Zie: Brieven v, p. 281 (10-4-1935 aan A. Roland Holst). Bij gebrek aan gegevens heeft Wim Hazeu eveneens gemeend dat ‘Bep en Slauerhoff het juist goed met elkaar konden vinden’ (Slauerhoff, p. 656). Maar in Parijs is er dan toch een kink in de kabel gekomen.
3042Brieven v, p. 222 (2-2-1935 aan H. Marsman); Brieven ix, p. 163 (5-2-1935 aan J. Greshoff).
3043Hazeu, Slauerhoff, p. 647, 650-651.
3044In een brief van begin april 1935 zou Slauerhoff aan DP schrijven, dat hij van Antonini meer hartelijkheid had ondervonden dan van hem. In een brief aan A. Roland Holst maakt DP daar de kanttekening bij, dat hij bij Antonini ‘tegen vergoeding’ de maaltijd gebruikte.
3045J. Slauerhoff aan M. ter Braak, 13-11-1934 (coll. lm).
3046J. Slauerhoff aan M. ter Braak, ongedateerde brief (coll. lm).
3047Vgl. Brieven iv, p. 288 (13-9-1933 aan V.E. van Vriesland): ‘Ik krijg meer en meer het gevoel trouwens dat ik een vriend verloren heb en nu in betrekking tot de chef van een kunstfabriek sta.’ Dit is de laatste bewaard gebleven brief van DP aan Van Vriesland.
3048J. Slauerhoff aan M. ter Braak, 25-2-1935. Op 23-2-1935 schreef Slauerhoff aan S. Vestdijk: ‘Ik schreef dat ik mij niet kan voorstellen dat men iemand die veel voozer is dan de steeds bestreden Coster handhaaft à tout prix. Volgens je uitspraak ben jij t met mij eens. Hoe zit het nu in elkaar op t oogenblik -’ (coll. lm).
3049J. Slauerhoff aan V.E. van Vriesland, februari 1935, ingesloten bij de in de vorige noot genoemde brief aan Ter Braak (coll. lm).
3050Bw iii, p. 144 (26-2-1935 aan TB).
3051J. Slauerhoff aan Forum, 3-3-1935 (coll. lm): ‘Ik wensch nogmaals te constateeren dat de redacteur Vestdijk deze formule vond op de mederedacteur van Vriesland toegepast: “Iemand die niets meer produceert en nog minder vertegenwoordigt” dat de redacteur Ter Braak zich in minder besliste termen toch met het oordeel van ondergeteekende vereenigde en dat de voorname medewerker Du Perron op de redacteur v Vr. dezelfde termen toepast als op hun aller tegenstander de heer Coster.’
3052Bw iii, p. 145 (5-3-1935 aan TB).
3053Zie: Van Vriesland, Herinneringen verteld aan Alfred Kossmann, p. 87-88. Van Vriesland citeert als bewijs een briefkaart van DP, die echter al dateert van 13-9-1933 (Brieven iv, p. 288) en daardoor geen bewijs kan zijn. Van Vriesland heeft DP niet meer ontmoet, maar ze moeten nog hebben gecorrespondeerd over Du Perrons bijdragen aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Du Perron leverde nog tot november 1935 recensies aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Daarna is er een hiaat tot augustus 1938.
3054Slauerhoff, Brieven aan Hans Feriz, p. 169 (24-2-1935).
3055Veenstra, ‘Du Perron en Slauerhoff, een vriendschap en een breuk’, p. 236; Van Straten, ‘Fred Batten, schildknaap van Forum’, p. 26. Van Straten situeert dit incident ten onrechte in 1936; bovendien was DP niet Slauerhoffs gastheer.
3056Brieven v, p. 245 (12-3-1935 aan A.A.M. Stols).
3057Vgl. Brieven v, p. 230 (9-2-1935 aan J. Greshoff); Weber, The hollow years, p. 150.
3058Bw iii, p. 156 (13-3-1935 aan TB).
3059Brieven v, p. 246 (13-3-1935 aan S. Vestdijk).
3060Brieven v, p. 267-268 (4-4-1935 aan A. Roland Holst).
3061Brieven v, p. 264-265 (3-4-1935 aan H. Marsman).
3062Bw iii, p. 172, 174-175 (7-4-1935 aan DP en 9-4-1935 aan TB).
3063Brieven v, p. 280-282 (10-4-1935 aan A. Roland Holst). Tegelijkertijd stuurde DP zijn brief van 4 april mee, die hij nog even had aangehouden.
3064Brieven v, p. 290 (14-4-1935 aan A.A.M. Stols).
3065Brieven v, p. 295 (18-4-1935 aan H. Marsman).
3066Bw iii, p. 178 (21-4-1935 aan TB); Brieven v, p. 313 (1-5-1935 aan J. Greshoff).
3067Vgl. Brieven v, p. 314 (2-5-1935 aan H. Marsman).
3068Dagboeknotities. Zie ook: Hazeu, Slauerhoff, p. 628, 658-659.
3069R., ‘Bij J. Slauerhoff’, in: Nederlandsche Bibliographie, jrg. 80, nr. 4, mei 1935, p. 84-85; Bw iii, p. 200 (28-5-1935 aan TB).

3070Dit gedicht wordt geciteerd volgens het laatste van drie typoscripten, waarvan K. Lekkerkerker de tik- en spelfouten heeft verbeterd en de interpunctie bewerkt (coll. K. Lekkerkerker, Amsterdam).
3071Aantekening DP bij het sonnet; Bw iv, p. 282 (16-3-1938 aan TB).

3072Slauerhoff, Brieven aan Hans Feriz, p. 184 (17-6-1935).
3073J. Slauerhoff aan A. Roland Holst, 13-7-1935, naar het citaat in: Veenstra, ‘Du Perron en Slauerhoff, een vriendschap en een breuk’, p. 239.
3074J. Slauerhoff aan F.C. Terborgh, medio mei 1935, geciteerd in: F.C. Terborgh, Slauerhoff. Herinneringen en brieven, Amsterdam: De Bezige Bij 1974, p. 43.
3075J. Slauerhoff aan A. Roland Holst, 19-10-1935 (coll. K. Lekkerkerker, Amsterdam).
3076Roland Holst schreef dit ook aan Slauerhoff, in een brief van 26-11-1935. Zie: Veenstra, ‘Du Perron en Slauerhoff, een vriendschap en een breuk’, p. 239.
3077E.G. du Perron-de Roos aan DP, 17-9-1935; DP aan E.G. du Perron-de Roos, 21-9-1935.
3078Brieven vi, p. 134 (6-3-1936 aan H. Marsman).
3079Brieven vi, p. 200, 247 (11-5 en 14-7-1936 aan H. Marsman resp. A. Roland Holst).
3080Brieven vi, p. 255 (18-7-1936 aan J. Greshoff).
3081Deze brief is een van de weinige die bewaard is gebleven van de briefwisseling Du Perron-Slauerhoff. Zie: Laatste poging tot verzoening. Een brief van E. du Perron aan J. Slauerhoff met een nawoord van Ronald Spoor, [Utrecht]: mim [1999].
3082Oversteegen, In het schuim van grauwe wolken, p. 241; zie ook: Hazeu, Slauerhoff, p. 656. Oversteegen haalt Debrot aan naar een niet bewaard gebleven brief aan de redacteur van een Brabantse krant; Hazeu neemt dit verhaal over. Volgens Debrot stuurde Slauerhoff het briefje met de opmerking over ‘jodium’ een dag nadat hij Du Perron een brochure over theosofie en een biografie van mevrouw Blavatsky had gezonden, dit laatste in reactie op Du Perrons bewering dat de slotpassage van Het leven op aarde naar theosofie zweemde. Het is mijns inziens zeer de vraag of deze twee gebeurtenissen aan elkaar gekoppeld kunnen worden. In Du Perrons brief aan Slauerhoff van 28-8-1936 wordt niet gerept van Het leven op aarde. De drukproeven daarvan had hij al in Tanger gecorrigeerd. Hij vond het niet Slauerhoffs sterkste roman, meer een lyrisch verhaal. Over de epiloog maakte hij op 4-9-1934 de opmerking dat deze ‘ergens in de elyzeesche velden speelt’ (Bw iii, p. 25). Maar op dat ogenblik logeerde DP bij Slauerhoff en hij zal hem zeker niet zijn mening hebben onthouden. Misschien is deze opmerking bij Slauerhoff blijven hangen, maar het verhaal van de toezending van de brochure en de biografie doet apocrief aan. Overigens had Debrot pas op 22-8-1936 persoonlijk kennisgemaakt met DP.
3083DP aan E.G. du Perron-de Roos, 12-9-1936.
3084Brieven vi, p. 302 (7-10-1936 aan A. Roland Holst).
3085Gesprek met A. ter Braak-Faber, 12-1-1992 in Epe. Volgens mevrouw Ter Braak was Slauerhoffs antisemitisme ook de achtergrond van zijn aversie tegen Victor van Vriesland. Op 24-8-1936 wees Slauerhoff, in een brief aan Heleen Hille Ris Lambers, het geschikte Waldpark af om er te kuren, omdat zijn antisemitisme te sterk was voor die plaats (coll. K. Lekkerkerker).
3086Brieven vi, p. 295 (24-9-1935 aan H. Marsman).
3087Ook Slauerhoffs biograaf Wim Hazeu heeft het over ‘uit jaloezie voorkomende pesterijen’. Hij verontschuldigt deze min of meer door de nadruk te leggen op Slauerhoffs ziekte, die hem een isolement oplegde waaruit hij door anderen voor een ogenblik verlost hoopte te worden, ‘al was het maar door hun bijzondere aandacht’. Hazeu citeert verder Greshoff als onbetrouwbare getuige inzake Slauerhoff, om daarna dankbaar gebruik van hem te maken als betrouwbare getuige inzake DP en diens ‘onverdraagzaamheid’. Vervolgens construeert hij een parallellie tussen de karakters van Slauerhoff en DP die merendeels geen steun vindt in de feiten. Zie: Hazeu, Slauerhoff, p. 655.
3088A. Roland Holst aan DP, 7-9-[1937] (coll. lm).
3089Van Wessem, Mijn broeders in Apollo, p. 67.
3090Brieven v, p. 220 (2-2-1935 aan H. Marsman).
3091Op dezelfde wijze trachtte hij het probleem op te lossen van Willem Kloos, die een aantal prachtige gedichten had geschreven, maar qua persoonlijkheid teleurstelde: ‘De heele kwestie is wschl. dat Kloos, bij een zéér begenadigd dichterschap, helaas Hollander en provinciaal is gebleven’. Zie: Brieven vi, p. 180 (17-4-1935 aan R.A.J. van Lier).
3092Vw vi, p. 332, 452.