[p. 303]

Verspreide artikelen

[p. 304]
[p. 305]

Pacifistisch tweegesprek

A. Dus u haat de oorlog?

B. Natuurlijk. U soms niet?

A. Ik ook natuurlijk. Maar waarom?

B. Omdat de oorlog een ramp is.

A. Een ramp, ja. Een ramp voor de mensheid, nietwaar? En nog veel meer. Wàt nog meer?

B. Iets beestachtigs. Althans, iets mensonterends. Wanorde, gruwelijkheid, een psychose als geen ander. En nog veel meer, zoals u zei. Maar het ergste van alles is misschien dat men er niets over zeggen kan, dat niet hopeloos banaal is.

A. Dat komt: de oorlog is zo oud. Men zou haast zeggen: even oud als onvermijdelijk. De mensheid zou anders moeten worden eer de oorlog ophield te bestaan.

B. Denkt u? Ik vind dit àl te pessimistisch, Tenslotte is er vooruitgang, en de Volkenbond bestaat.

A. Ja, maar de politiek ook. En men kan zich geen mensdom voorstellen zonder politiek; en, welbeschouwd, niets mensonterenders dan de politiek. Zelfs de oorlog niet, die er maar een gevolg van is.

B. Dat lijkt mij oppervlakkig geredeneerd. Een goed begrepen politiek komt er misschien nog eens toe om de oorlog te vermijden. Maar misschien bedoelt elk van ons iets anders onder ‘politiek’.

A. Mogelijk. Terwijl het niet mogelijk is iets anders onder ‘oorlog’ te verstaan. Niets is zo onmiskenbaar, zo dierlijk eenvoudig, en zo banaal. Ondanks de krijgskunde en het militaire genie, de onontbeerlijke moed, de vaderlandsliefde, de hoge spanningen, die de mensheid ook nodig schijnt te hebben om niet in te slapen. Ondanks al de banaliteiten, in één woord, die men ook voor de oorlog zeggen kan.

[p. 306]

B. Nu zijn we dus weer waar we zoëven waren. Misschien moeten we ons toeleggen op een pakkend aforisme. Multatuli zei: ‘Krijgskunde is lafheid met de rang van wetenschap’.

A. Het lijkt in deze tijd meer waar dan ooit. Wetenschap, de chemie ook die hele volken dreigt uit te roeien met brandbommen en gassen. Laffer dan ooit, de vijand die steden inneemt met grote bussen microben. Laffer en wetenschappelijker dan de krijgskunde uit de heilige dagen van Troje. Wat valt er nog meer van te zeggen?

B. Het gevoel voor billijkheid eist dat we een woord wijden aan de moed van de aviateurs. Het mensdom dat in het vuil van de loopgraven verrot, heeft ook moed, zeker... de moed van de laffe kudde die zelfs dit aandurft, liever dan zich tegen zijn ‘herders’ te keren. Maar de ridders van de lucht hebben tòch iets heroïsch. Zelfs als ze met zoveel vergifdoosjes werken. Tenslotte bestaat hun roem niet alleen daaruit: zij vechten ook tegen elkaar, het is wie het snelste vliegen en duikelen en keren en mikken kan, en àls er een geraakt wordt is hij er onherroepelijk bij. Zodat deze lieden ook in vredestijd al een groot succes oogsten bij de vrouwen, die een onfeilbaar instinct hebben voor roem, zelfs van dit soort; zodat een oorlogsvlieger terecht haast nog meer gevierd wordt dan een filmacteur.

A. Dit alles is heel waar. Zij hebben deze moed en zij trekken hun consequenties. Laten wij, pacifisten, hetzelfde doen. Ik weet niet of u gelooft dat het pacifisme de oorlog kan verijdelen. Ik niet. Ik geloof dat wij alleen een andere klank kunnen laten horen, alleen met onze banaliteiten tegen die andere banaliteiten kunnen protesteren. En zolang het pacifisme hiermee werken kan, is er geen oorlog. Zodra er oorlog is...

B. Zwijgt het pacifisme, op straffe van gelijkgesteld te worden met hoogverraad. Voor een natie die heroïek geworden is, is een deserteur een verrader, terwijl het pacifisme desertie zou moeten toejuichen, bij gebreke van die andere oorlog die revolutie heet. En die bovendien niets oplost, omdat vroeger of later...

[p. 307]

A. Ik begrijp wat u zeggen wilt: omdat vroeger of later toch weer een nieuwe sterke natie tegenover een andere zal komen te staan. Er is geen pacifistische natie mogelijk zolang één natie op de wereld zich tot de tanden wapenen kan. Een sterk volk is een volk dat gereed staat om andere landen te brandschatten, onder de leuze van zelfverdediging. En inderdaad, ik vraag het tijdperk te zien waarin het ideaal van het sterke volk zal zijn afgeschaft.

B. Wij hebben een treurig gesprek gevoerd.

A. Als altijd wanneer men het over de oorlog heeft.

B. Wij hebben geen woord gezegd dat niet banaal was.

A. Als altijd wanneer... maar dat zei ik al.

B. Maar wat waren de consequenties waarover u sprak?

A. Dat het pacifisme soms onmogelijk kan worden, maar dat een ieder voor zich vrij blijft om, zelfs in oorlogstijd, zelfs tot oorlog gedwongen, pacifist te blijven.

B. Dit riekt werkelijk naar hoogverraad. U vergeet dat in de oorlogspsychose dingen als het vaderland, wapenbroederschap, enz., reëel worden als de liefde voor vrouw en kind.

A. De pacifist zou zich een discipline moeten opleggen die iedere oorlogsdiscipline, iedere psychose onmogelijk maakt. Een homoeopathische behandeling van haat met haat. Laat hij naar de oorlogsvliegers kijken, naar hen die met geestdrift, met overtuiging, met verrukking de oorlogsspanningen al beleven in vredestijd. Laat hij de vaderlandsliefde van deze nuttige lieden vergeten, zoals hij hun ijdelheid vergeten kan, hun jacht op succes en hun ziekelijk gevoel voor decoraties; tenslotte is het ene misschien de som van al het andere en meer niet. En laat hij dan zijn consequenties trekken, zijn harde consequenties van pacifist, en nu al, in vredestijd, vurig hopen dat al deze lieden hun nek zullen breken, tot eigen roem en anderer veiligheid. Alleen met zulke gevoelens kan men zich misschien zuiver houden als de oorlogsverdwazing alles veroverd heeft. Men kan zich dan in volle oorlog iedere dag een portie vreugde gunnen om het doodvallen van een aantal aviateurs. Een nuttiger en plezieriger gedachte zie ik niet

[p. 308]

voor de rasechte pacifist, zelfs niet die aan het Rode Kruis.

B. Hm. U is paradoxaal en oorlogszuchtig in uw verwoedheid.

A. En banaal. En nog altijd banaal. Maar consequent.

B. Neen, neen! De pacifist die niet vluchten kan - en wie kan dat nog in een oorlog van nu? - is aileen consequent als hij zich laat doodschieten vóór de oorlog begint, vóór hij naar de loopgraaf gezonden wordt, als protest tegen àlle handwerk van de oorlog!

A. Mijn God, u is zó consequent dat u mij opeens laat voelen dat er eigenlijk geen pacifisten bestaan.