E. du Perron
aan
J.B. Tielrooy

Den Haag, 13 januari 1940

Den Haag, 13 Jan. '40.

Geachte Heer Tielrooy,

Ik zal naar Batavia schrijven - vandaag of morgen - om dat artikel. Zulke stukken schrijf ik sinds jaar en dag in 't B.N. en het schijnt dat ze druk worden gelezen, dat bij Kolff en Visser tegenwoordig zelfs andere boeken gevraagd worden; maar het grappige is dat geen van mijn hollandsche vrienden en lezers er iets van merken. Deze geheime kant van de zg. ‘pionierstaak’ is wel grappig.

Ik las met belangstelling uw beginselverklaring - en met geboeidheid uw stuk over Racine.6623 Als ik èrg onbescheiden mag zijn: kunt u mij van dit laatste niet nog een overdruk sturen, maar dan niet dubbelgevouwen, bv. in groote envelop? Ik houd nl. bizonder veel van dat mooie jeugdportret van R. dat u, al zeer goed, hebt laten reproduceeren en door dat vouwen is dat lichtelijk verontramponeerd. Het andere stuur ik u dan terug.

Over uw al of niet costeriaan zijn kunnen we praten, als u vindt dat dat de ‘kennismaking’ bevordert. Natuurlijk is ‘costeriaan’ een oppervlakkig en gemakkelijk woord. Maar dat u meer bij Coster en Donker hoort - meer verwant aan ze bent, of hoe je 't noemen wilt, dan aan Ter Braak of mij, zult u zelf toch wel niet betwijfelen. Er is voor mij iets heel geks in: uw beginselverklaring, vooral die aardige opmerking over de vrijheid, onderschrijf ik volkomen, het is duidelijk dat wij tòch ‘aan één front’ staan, ook Coster en ik. Maar zoodra komen niet de individueele voorbeelden erbij, of ik ga me onbehagelijk voelen. Voor wat u aantoonen wilt, is het voorbeeld Claudel tegen Duhamel bv. opperbest, maar nooit en nooit zou ik Duhamel gekozen of gezegd hebben; het idee iets samen te doen met Duhamel zou niet in me opkomen. Ik las in Indië uw verdediging van D. tegen Greshoff.6624 In den vorm gaf ik u volkomen gelijk: het stuk van Gr. was onbillijk en onhebbelijk, maar m.i. vooral door den toon; in wezen geef ik hèm gelijk. Duhamel is voor mij het type van den ‘middelmatig getalenteerden’ auteur, grijs, vervelend, eigenlijk onbeduidend. Verder natuurlijk een bovenste beste man, een humanist om je hoed voor af te nemen. Maar hij is de fransche auteur voor Holland, en dat Donker verrukt van hem raakte en dat juffrouw Duys hem zoo innig bewondert, enz. enz. - wat klòpt dat allemaal griezelig!

Enfin, ik schrijf u dit natuurlijk allerminst om u te overtuigen. Mijn bedoeling is dat ik eraan hecht door menschen als Van Moerkerken - dien ik inderdaad alleraardigst vond - en u ‘gekend’ te worden zooals ik ben, en vergis u niet: au fond ben en blijf ik een verfoeilijk spelbreker, voor werkelijk-aardige menschen als u bent. Het is een kwestie van toon en ‘temperament’, meer dan van maatschappelijke of zelfs menschelijke idealen. Hoe kan ik het u precies zeggen? Kijk, ik geef 15 Romain Rollands voor een Multatuli, en 45 Duhamels voor een Tristan Corbière. Denk u dit op ieder terrein door, dan bent u er.

Dit brengt ons ook op dat ‘halfzacht’. Weet u: in Indië ga je pas goed beseffen hoè 'n edele en voortreffelijke eigenschap die hollandsche halfzachtheid is. Alle menschen, of nagenoeg alle, van wie je in Indië gaat houden, hebben iets halfzachts in zich; degenen die het niet hebben, de hard boiled eggs, zijn meestal zonder meer abject. En deze halfzachtheid kan zelfs met groot talent samengaan, met 3 × zooveel talent als dat van een Duhamel bv., getuige ‘onze groote dichter Leopold’. Daar is iemand dien ik zelf als groot dichter erken en wiens halfzachtheid de ziel zelf is van zijn mooiste taalmuziek. Ik word innig wee van Leopold, terwijl ik hem soms op zijn mooist vind. Iets hollandschers dan deze ‘stille innigheid’, dit ‘bijna fluisteren’, deze door-en-door vrouwelijke woordkeus en syntaxis, ken ik trouwens niet. Vandaar mijn onbevredigd-zijn met uw formule ‘l'égal d'un Verlaine et d'un Valéry’ - want l'égal is hij ongetwijfeld wel, maar wat heeft hij eigenlijk gemeen met wat door die 2 andere namen gesuggereerd wordt?* Het ‘vloeiende’ met Verlaine, het ‘duistere’ met Valéry?6625 Ja, maar het meest wezenlijke bij Leopold is wat bij de 2 V.'s ontbreekt en dat wezenlijke is: halfzachtheid.

Misschien vindt u dit vreselijk, en heiligschennend gedaas. Maar doordring u dan van deze waarheid: dat ik eenvoudig niet begrijpen kan hoe er iemand kan rondloopen die niet de halfzachtheid proeft en erkent bij de Leopolden en Duhamels.

Daar gaat het dus om, in onze ‘kennismaking’ met elkaar, - en niet om het feit dat u Nietzsche en Multatuli al bewonderend las eer u ooit van Ter Braak gehoord had. Ik neem zonder moeite aan dat er menschen waren die N. en M. al bewonderend lazen eer u zelfs geboren werd. Misschien is zelfs prof. Casimir een Nietzschebewonderaar; waarom niet? - Ik pretendeer verder ook niet dat wij, ‘mauvais garçons’, zulke ferme knapen zijn, die het bij het rechte eind hebben. Al wat ik doe, is u zonder schuilevinkje spelen vertellen waarom de Coster-Donker-kant van onze literatuur mij nooit ‘liggen’ zal, ook al hadden wij nog meer ‘idealen’ gemeen en al dienen wij elkaar onder het oog van de Hitlers te omhelzen, nu of spoedig.

Het boek dat u mij zond, gaat vandaag terug. Ik keek het in en bevond het van een sjovialerige goedkoopheid, die de vereischte qualiteit schijnt te zijn van dit soort boeken, dat den laatsten tijd bizonder ‘gevraagd’ schijnt te worden, nl. romans over plantersleven6626 en zoo. (Die planters hebben het hard, en leggen het erbij af of slaan zich er toch door heen, maar ze ‘dispereeren niet’, dat is het voornaamste.) Ik zag laatst een dergelijk boek liggen, van zekere Ems ik-weet-al-niet-meer-wat, Theeland6627 heette het; en dat leek me ièts beter geschreven dan dit. Maar zelfs het peil van Beb Vuyk's Duizend Eilanden haalt geen van die boeken; en dat was toch ook al niet zóó prachtig als Donker6628 het vond. (Haar Laatste Huis van de Wereld vind ik zeer superieur.)6629

Iets anders voor u maken? Graag; maar wat? Is - ik denk nu speciaal aan Elsevier's als geïllustreerd blad - een artikel over: ‘Hoe Multatuli er uit zag’ - iets? Maar daarbij zouden 12 clichés moeten, de 12 portretten die er van hem bestaan. Dit zou ik wel aardig kunnen maken: 1o door die portretten stuk voor stuk te verantwoorden en toe te lichten, 2o door ernaast de geschreven portretten te citeeren die Huet, d'Ablaing van Giessenburg, Swart Abrahamsz etc. van hem gaven. Maar het is maar een voorstel, en eigenlijk zou ik willen dat u maar neen zei, want ik begin nu meer dan genoeg te krijgen van Multatuli, en moet al die passages en portretten verzamelen, en er staat geen woord van dat artikel op papier. Maar zou u het aardig vinden, dan wil ik het wel voor u ‘componeeren’; dus hierover dan graag antwoord.

Ik zal u niet altijd zoo lang schrijven als vandaag. Beschouwt u dit als een poging mijnerzijds om niet sympathieker te schijnen dan ik - in uw oogen - verdien.

Met vriendelijke groeten, hoogachtend,

EduPerron

6623‘Jean Racine I’. In Elsevier's maandschrift 50 (1940) 1 (januari), p. 5-16.
6624‘Bijdrage tot de kennisse Greshoff's’. In: De stem 19 (1939) 4 (april), p. 400-408. Tielrooy nam Duhamels boek Mémorial de la guerre blanche in bescherming tegen Greshoffs opinie erover in ‘Tegen de halven’. In: Het Hollandsche weekblad 7 (1939) 7 (18 februari), p. 7.
*Uw Panorama is nog in een van mijn uit Indië meegebrachte en dichtgetimmerde kisten, uw verantwoording kan ik op't oogenblik dus niet naslaan.
6625Johannes Tielrooy, Panorama de la littérature hollandaise contemporaine. Parijs (1938), p. 54-55. Hij vergeleek daarin Leopolds ‘Oinou hena stalagmon’ met ‘Vin perdu’ van Valéry voor wat de perfectie van hun vorm betreft. Zie ook Vw 6, p. 313.
6626Ton Vonk, Op de kebon, Een greep uit het Indische plantersleven. 's-Graven hage (1936), zie Vw 6, p. 514-515.
6627Ems I.H. van Soest, Theeland. Baarn (1939), zie Vw 6, p. 514-515.
6628Antonie Donker, ‘De laatste vrijen’ in: CB 8 (1937) 4 (april), p. 101-104.
6629Zie Vw 6, p. 419-424.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie