E. du Perron
aan
J. Greshoff

Tjitjoeroeg, 1 januari 1937

Tjitjoeroeg, 1 Januari 1937

Beste Jan,

Gelijk hiermee weer een boekbespreking; van eenig belang, want dit boek wordt hier in Indië door de bourgoisie zelf algemeen genoten en met de rest van heele leestrommels verslonden. Ik heb expres geen verontwaardigde toon gebruikt, maar de verneukeratieve.*

Daarnet Gr. Ned.4425 ontvangen en in ± 2 uur tijds verslonden (op de vervolgroman na, die ik nooit lees). Hierbij mijn commentaar: 1. Cola. Goed; maar incompleet, omdat men zich voor deze menschen, losgemaakt van de rest van het boek, niet werkelijk kan interesseeren, blijft over: goed proza, knappe verteltrant, maar helaas niets van die sfeer die Cola's eigene is en die de grootste waarde was van de Negerin. Ik vrees dat hij zijn eigen ‘wereld’ aan het verpesten is met tics en dampen en geurtjes à la Céline; het zou jammer zijn als hij dit het heele boek door deed, want hij is daar te goed voor. - 2. Met uitzicht op zee - je bent heel goed op je gemak hierin, en ik heb alles met plezier gelezen. Maar je wordt, als altijd, vaak tè nadrukkelijk, een beetje breedsprakig, een beetje tè leuk-door-het-overdeftige. Ik geloof dat deze notities 't veel meer zouden ‘doen’ als ze korter waren, essentieeier; het lijkt af en toe op den ouden heer Smits. Een bewijs van wat ik zeg is dat jij, die zóóveel taalgevoel hebt, schrijft van den Amerikaan H.K.: (hij) wierp nog ééns een blik in het rond om zich heen. Maar de 3 anecdoten daar zijn alleraardigst. - 3. Menno over Luppol: voortreffelijk. - 4. Jij over Premsela: 3 × bravo! Er is één zinnetje in: over 's mans burgerlijkheid, dat absoluut onverbeterlijk is van toon, van gezag; en moordend. Maar... en dat ben jij nou weer echt! je kùnt het niet laten om, misschien uit een zucht om argumenten op te stapelen, je eigen goede argumenten te verzwakken door beroerde; bv. waar je zegt dat je Constantin-Weyer mist (ik vraag je!) en verderop waar je het hebt over den edelen Julien Benda (waarom alleen hij met zoo'n qualificatie, die bovendien wonderslecht bij hem past?); en nog verder waar je P. verwijt dat hij ook niet mooi genoeg geschreven heeft over Dabit!4426 Dabit (en zelfs Guéhenno noemen in één adem met Malraux, Guilloux, en Montherlant - voel je niet dat je daar gewoon een front populaire-hobby van jou blootgeeft en je betoog verzwakt? Dabit is een beste kerel, en het is erg jammer dat hij zoo jong, al de andere wereld in moest, maar als auteur is en blijft het een typische bijfiguur, die geen enkele geestdrift meer verdient (in zoo'n gidsje) als een andere X. - Ik voel zelf hoe ik hier schoolmeester, maar het is uit meegevoel voor je stuk, dat trouwens tòch best is; en dan, in dezen brief wil ik vooral jouw copy ‘bestralen’! - 5. De verzen van Bob Stempels vind ik, zonder erdoor verrukt te zijn, zeer geschikt. - 6. Romein, als gewoonlijk. 7. In de notities zijn uitstekend: Vestdijk over tante Jet, Menno over Spanje, Vestdijk over Reddingius (meesterlijk goed weergegeven voor 6 regels), jij over Ritter en nog beter over Kijzer. - Alles bijeen werkelijk zéér boeiend; voor mijn gevoel (maar ik hóór er ook zoo bij!) een uitstekend nommer! Wat zeggen neutraler menschen?

De Drie Gebroeders kreeg ik. Ik ga spoedig Dorp a/d Rivier lezen en dat; en schrijf dan mijn kritiek. Stuur mij dus geen ander ex., als je dat nog niet deed; anders stuur ik het wel terug. Pitié pour les Femmes gaat van hier naar Henny.4427 De Rijke Man nog niet gekregen.

Van hier weinig nieuws. Ik kijk nog steeds uit naar een ‘baan’, en verder begin ik te werken: uitwerken van notities over de reis en over Indië.... Daarover later meer; voor Gr. Ned. is het toch niets, zoolang de ‘blocnotes’ daarin staan. Bep probeert ook wat, maar het is nog vormloos. Ik schrijf gelijk hiermee een lange brief aan Menno,4428 maar die gaat met de landpost of zeepost, weet ik het? Enfin, per ‘gewone’ mail.

Het beste met '37, - als ik het nog maar geloofde! - mogen wij allen uit de obsessie raken! Veel hartelijks, ook van Bep en voor Atie, en van steeds je

E.

P.S. Wie is het nieuwe verschijnsel Fauxbras? Ik ben wel achterop geraakt! Is het ook een front-populaire-man? Dan geloof ik het maar zoo...

*Dit gaat voorloopig niet door; ik schreef aan Menno4423 of hij mij niet een indische rubriek kan bezorgen voor Het Vad. Dit boek (Boven-Digoel door een dokter die daar 2 jaar zat) kan ik veel beter afdoen in een krant, met meer kolommen tot mijn dienst als dat lukt. Lukt het niet, dan maak ik het nog in het kort voor jou.4424
4423Brief niet teruggevonden; vgl. 3096 n 1.
4424DP schreef over L.J.A. Schoonheyt, Boven-Digoel, Het land van communisten en kannibalen. Batavia 1936; in de rubriek ‘Memorandum’. In Kroniek van hedendaagsche kunst en kultuur 2 (1936-1937) 8 (juni 1937) p. 263-264 (Vw 7, p. 309-313). Schoonheyt was als gouvernementsarts van 1932 tot 1934 verbonden aan de strafkolonie voor verbannen inheemse nationalisten aan de Digoel in Nieuw-Guinea.
4425In GN 34 (1936) 12 (december), p. 525-624 waren de volgende bijdragen opgenomen: Cola Debrot, ‘Op Guadeloupe’; J. Greshoff, ‘Met uitzicht op zee’ en ‘De blinde loods’; Menno ter Braak, ‘Diderot, dilettant, en Luppol, schoolmeester’; G.H. 's-Gravesande, ‘Kwatrijnen’; Bob Stempels, ‘Gedichten’; S. Vestdijk, ‘Het vijfde zegel (slot)’; E. du Perron, ‘Blocnote klein formaat’ (Vw 5, p. 195-202); en Jan Romein, ‘Historische constanten en variabelen’. In de rubriek ‘Kritische aanteekeningen’ besprak Vestdijk onder andere werk van en over Henriëtte Roland Holst-van der Schalk en Joh. Reddingius, Arbeid. Bussum 1936; Ter Braak: J. Brouwer, De Spaansche burgeroorlog. Hilversum 1936; en Greshoff: P.H. Ritter jr., Kaïn en Abel. Amsterdam 1936 en M. Kijzer, Naar het licht. Utrecht 1936.
4426In M.J. Premsela, Lectuurgids voor de moderne Fransche letterkunde. Groningen etc. 1936.
4427In de rubriek ‘Kritische aanteekeningen’. In GN 35 (1937) 11 (november), p. 628-631 (Vw 6, p. 213-217). Over A. Coolen, De drie gebroeders.
4428Bw TB-DP 4, p. 70-74 (= 3098 (980)).
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie