E. du Perron
aan
G. Burssens

Gistoux, 10 mei 1931

Gistoux, 10 Mei '31.

Beste Burssens,

Die zwarte randjes zijn zoo op de heele serie.1776 Hier komen ze wel èrg zwart op uit, omdat de kleur v/h papier lichter is. Maar soms, op nogal donker groen b.v., staat het nogal aardig. Een beetje aktivisme vind ik trouwens niet erg..., als het maar niet met Moens samen is. Heb jij ook niet eens gevangen gezeten voor aktivisme?

Ik zal probeeren in Juni in Antwerpen te komen, maar wil er niemand ontmoeten dan jou. We spreken dan wel af in een café of zoo. (Of bij jou thuis, dat vind ik ook best.)

Waarom niet die laatste kritische stukken van P.v.O. - die juist alle meer persoonlijk zijn - Self-Defense en de stukken over ons etc., mèt de brieven samen? Noem het dan: Brieven, voorafgegaan door laatste kritische stukken, of zooiets. Zou je onze namen voluit schrijven op die brieven? of ook met initialen? Ik ben benieuwd naar je inleiding en naar de brieven zelf.

Je zou ook wat anders kunnen doen, n.l. aangeven dat de brieven voor jou en mij zijn, en dan de aanhef en onderteekening weglaten. Of lijkt je dit te vrij? Mij is tenslotte alles goed.

Heb je de voetnoten van de cahiers gelezen? Er is er een bij waarin jijzelf betrokken bent, aan het adres van Cornette.1777

Mijn moeder knapt heusch een beetje op; dank. Hartelijke groeten van steeds je

Origineel: Letterenhuis, Antwerpen

EdP.

1776Het omslag van Voor kleine parochie, zojuist verschenen in de reeks Standpunten en getuigenissen, was geel met zwarte opdruk en zwarte rand. Geel en zwart waren ook de kleuren van de Vlaamse nationalistische beweging, waarvan een deel tijdens de Duitse bezetting van '14-'18 als zgn. activisten in samenwerking met de bezettingsautoriteiten streefde naar verwezenlijking van bepaalde Vlaamse doelstellingen. Na de oorlog werden de activisten, waartoe ook Burssens behoorde, vervolgd.
1777De voetnoot, die bij de betreffende passage in Vw 2 (p. 66-72) niet meer is opgenomen, luidde: ‘Bij nadere beschouwing ben ik hier misschien wat onvoorzichtig geweest, door een opinie van mij (zomaar) voor die van P.v.O. te geven. Gaston Burssens wijst mij er dan ook op, zeggende: “Ik wéét wat P.v.O. van de heer C. dacht, want hij heeft het mij gezegd. Hij hield de heer C. voor een poesjenel”.’
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie