Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Den Haag, 2 december 1937

Den Haag, 2 Dec. '37

Beste Eddy

Je berichten over de amoeben-pech hebben mij zeer verschrikt. Ik hoop, dat zij zich minder onbeleefd zullen gedragen dan in bepaalde gevallen mogelijk is, en dat er geen complicaties zullen optreden! Je tegenslag is werkelijk niet gering, ik kan me voorstellen, dat je er zoo nu en dan den moed bij verliest. [Ik ben blij, dat de krant met het stuk over Donker je wat opkikkerde! Inderdaad, er is intrinsiek niets veranderd. Niet-intrinsiek zal er nog wel meer veranderen, denk ik. Maar waarom heb je aan dat andere ooit getwijfeld? Vanwege onze elite-strijd?] Het allerbeste dus, van ons beiden! - Je hebt zeker mijn vorige brief en de critieken inzake Multatuli ontvangen? Ik verzond ook de laatste per luchtpost. Inmiddels heeft Dr. O. Noordenbos een groot artikel in de N.R.C. geschreven, dat ik je per mail opzond. Ik ken dien man persoonlijk en heb hem altijd voor geschikt en niet dom gehouden, maar dit stuk is bot. Het schijnt inderdaad zoo te zijn, dat de Hollander de qualiteit van M. niet erkennen kan, zonder zelf iets te verliezen, dat hem volkomen onmisbaar is om zijn stand op te houden. Ik zou zoo zeggen, dat ik geprobeerd heb om Saks, waar het nog mogelijk was, tegen jou te verdedigen (expres!); maar neen, voor deze soort ‘wijzen’ is het niet anders dan dat Saks een ‘rijp’ genie moet zijn en jij een ‘jonge’ enthousiast. De tegenstelling is werkelijk fraai en getuigt van veel menschenkennis! Vooral het smoesje van Noordenbos over het document van April '56 is treffend. Zooiets bedenkt alleen iemand, die Saks à tout prix wil dekken, en zijn peutermethode tegen alle evidentie in wil rechtvaardigen! - Schandaal in Holland: ik heb het zeer geboeid gelezen, werd op de eerste pagina's zelfs herinnerd aan... Van Schendel. Maar over het geheel ben ik het toch niet met mijzelf eens. Een vergelijking met Het 5e Zegel gaat niet op, want alle fouten daarvan zijn hier compleet afwezig. De voordracht van het verhaal is zoo concreet en doorzichtig, dat nergens opstoppingen ontstaan zooals die, waarvan Vestdijk wemelt. Dat heeft m.i. in de eerste plaats deze ‘innerlijke oorzaak’, dat je geen ‘historischen roman’ of ‘vie romancée’ wilt schrijven, maar een kroniek van een psychologische feitenreeks: het ‘schandaal’. Wat mij onder het lezen alleen hindert, is hetzelfde, wat mij bij de ‘vie romancée’ om geheel andere redenen (en in heel andere proporties) hindert: de vermenging van het historische document met de eigen ‘vinding’ van den auteur. Misschien is dit echter mijn erfelijke belasting als historicus? Ik heb de zaak Van Haren nooit bestudeerd en ben voortdurend onder de lectuur bezig uit te maken wat ‘van jou’ en wat ‘documentair’ is; terwijl ik toch geen oogenblik losgelaten wordt door het verhaal! Ziehier mijn tweeledige reactie. Maar dat het verhaal zoo een gaaf geheel vormt, en iets essentieel anders is dan het geromanceer over Die en Die, geloof ik vast en zeker. De preciesheid en beknoptheid brengt er ook een element van speelschheid in, dat ik bijzonder waardeeren kan. Ja, L.E. ken ik door en door, uit mijn jeugd. Ik vond het 20 jaar geleden prachtig, maar het is met dat al smakelijke historische salon-psychologie van den kouden grond. Ik houd het manuscript dus hier tot ik nader van je hoor over de bestemming ervan. - Dat briefje van Ritman, hoezeer hij dan ook aan het probleem Multatuli (‘Mul’, schrijft hij, dat rijmt op etc.) moge voorbijschieten, gaf mij toch een sympathieken indruk van den man zonder zijn rit. Als ‘superieur’ lijkt hij mij lang niet de kwaadste, en als mensch: pogend te begrijpen. Maar het lukt niet, omdat het begrip weer een deel van zijn eigen vastheid zou wegvagen. Het is een soort strijd om behoud van iets, dat tenminste de zinneloosheid uit het bestaan (die Multatuli gesteld heeft door niets te zijn als specialist) elimineert. - De Edu-quaestie kan ik met den besten wil niet zien als jij. Ik heb eenvoudig gedaan wat ieder ‘vriend’ van Multatuli zou doen, als hij toevallig onbekende brieven van hem ontdekte: ze publiceeren. De complicatie met de weduwe en met de schoelje Tromp Meesters is een complicatie, die ik erg onaangenaam vind, maar die aan de zaak zelf niets verandert. Vóór het verschijnen van die brieven was de situatie zoo, dat mevr. D.D. jr. weer eens door een lasterlijke constructie meende te kunnen bewijzen, dat Multatuli een ploert was. Het is met deze brieven dus precies zoo als met het document van 1856: de eerste de beste toevallige vondst van nieuwe papieren bewijst, dat èn Saks èn de booze weduwe van de beweegredenen van M. niets begrijpen! Dat het aandeel van die weduwe de zaak naar buiten pijnlijk maakt, is een consequentie die ik moest aanvaarden.

Tot nader maar weer, en nogmaals het beste met de amoeben. Ik word hier door de geestelijke amoeben van den heer Varangot verpest, die probeert tusschen Greshoff en mij te intrigeeren, hetgeen hem niet zal lukken.

Een hartelijke hand en groeten aan Bep

je

Menno

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie