E. du Perron
aan
Menno ter Braak

Parijs, [29 april 1934]

Parijs, Zondagavond.

Beste Menno,

Ik ben erg getroffen door de eenvoudige en juiste manier waarop je gereageerd hebt op dat misschien dwaze briefje van me. Maar nogmaals: beschouw dit briefje als absoluut niet gebeurd - er is een logica van de gezonde oogenblikken, zooals er een soort fataliteit bestaat van de ‘zielszieke’ of ‘hersenszieke’ oogenblikken -; houd het alleen maar aan, als iets dat eerst zin krijgt als er iets anders ‘gebeurd’ is. Ik lach nu in alle ernst om dat briefje; en toch vind ik het een verlichting, te weten dat het bij jou is. - En dank.

Ik heb je een hoop te zeggen over je Politicus, maar later. Nu geen tijd: de laatste blzn. van mijn vertaling slokken me op. - Dus maar even snel op je langere brief antwoorden.

Liepmann is voorloopig naar de Côte d'Azur. Als hij terug is, zal ik hem spreken. Daarna bericht. Ik geloof overigens niet dat hij tot een andere brief aan Colijn in staat is - of dat wil. Deze lezing is, vergeleken bij zijn eerste, heilig.

Vertaling van Landor is naar je toe. Als het niet als feuilleton kan, dan misschien eens in een ‘Zondagsblad’?

Stukje van Defresne en mijn antwoord erop lees je in de volgende Sammlung. Ik laat het dus als ‘verrassing’ voor je.

Wij vertrekken, als alles goed gaat, Vrijdag van hier en blijven ruim een week weg. Dus van ± 5 Mei tot ± 12 Mei. - Wanneer dacht je hier te zijn? Ik heb mooie verhalen over den ‘geest’ voor je: mijn bevindingen (van vandaag o.a.) in de familie Nossowitsj. Maar het is weer te lang om je nu te vertellen - dus voor als we elkaar weerzien. Herinner me eraan!

Misschien schrijf ik je nog voor we weggaan, anders prentbriefkaarten uit Grenoble.

Hartelijke groeten van ons II ook voor Ant, je

E.

P.S. Wat begrijpt de goede Hein van de Politicus? Dat interesseert me nu heftig? Voelt hij zich tot de ‘vrienden’ behooren? Voelt hij zich gerechtvaardigd of beleedigd door je verwerping van den geest? Vind dat eens uit en schrijf het me.

L.M.,

Als zijnde mijn chef moet ik je verzoeken niet op te merken dat ik de opening van de verbrande duitsche boekerij alhier niet kan bijwonen aangezien de opening van het Stendhalmuseum me naar Grenoble roept. (Dit is de ware lezing van ons uitstapje en eigenlijk zou het Vaderland nu ook de reis moeten betalen!) Maar ik zal later wel eens iemand gaan interviewen van die bibliotheek. Jullie zult in Mei Parijs op zijn best vinden, heel wat aantrekkelijker dan op Maria Hemelvaart. Dag. B.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie