E. du Perron
aan
Menno ter Braak

Bellevue, 26 juli 1933

Bellevue, 26 Juli.

B.M.,

Toen ik mijn brief postte (waarin het stuk van Herr Kracauer) was jouw antwoord er nog niet; ik zend dit dus vlug er achter aan. Dat het ‘bloed’ van anderen - nazi's of wie je maar wilt - tegen het ‘onze’ ingaat, is nogal wiedes, anders was er geen strijd. Maar als het erkennen (verstandelijk - wat jij grammaticaal noemt) van het bestaansrecht van de ‘anderen’ een niet-erkennen is bv. als men ze opruimt, dan is de zaak gauw uitgepraat: dan geloof ik je boek ook niet, voordat je er totaal naar leeft. Dan wil ik ook niet dat je polemiseert, noch met professoren of leeraren, noch met halfzachte kunstenaars, noch met wie ook, omdat het bestaansrecht van al die heeren precies zoo groot is als dat van den notaris, en volkomen gelijkwaardig (en geniaal natuurlijk ook) als het ‘onze’ - o jee, ja, en omdat ieder praatje erover, ook op papier, ook in een boek getiteld De Politicus zonder Partij een goocheltoertje blijft, grammaticaal en van nul en geener waarde, zoolang het ‘bloed’ anders doet of spreekt. Alzoo: leef voortaan volledig naar de eenige werkelijke erkenning van al dit bestaansrecht - dat is je probleem. I'll watch you with love, - Hart. groeten van je

E.

Voor wie zou La Cond. Hum. een ‘evangelie’ zijn?!!

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie