Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Rotterdam, 6 juli 1932

Rotterdam, 6 Juli '32

Beste Eddy

Onze brieven kruisten precies, dank zij mijn gedegenereerde zwijgzaamheid. Je weet dus over een en ander nu al meer. - Ik denk, dat ik Kleist mooi zal vinden en in dat geval zal ik het beslist houden, gegeven mijn soort van boekenmanie; maar anders zal ik het eerlijk naar Marsman zenden! Het ongeluk wil, dat Truida vandaag naar Bergen vertrokken is, voor een paar dagen, en Kleist heeft meegenomen, zoodat ik nu ter plaatse de al- dan niet aanwezigheid van het bedoelde papier niet kan nagaan. Ik schrijf haar met deze post een briefkaart, met het verzoek, je bij aanwezigheid het document dadelijk te sturen. – Wat U.Ed, betreft: ik had juist eenige mondelinge berichten over haar opgespaard, betreffende haar verhouding tot den heer Victor E. van Vriesland. Er heeft zich n.l. in den laatsten tijd toch zooiets ontwikkeld, half en half tot mijn spijt, moet ik zeggen. Ik zou me in dezen willen aansluiten bij de opmerkingen, die jij destijds maakte over ‘het avontuur’ en de rest voor Zondag bewaren. (Of kunnen jullie niet Zaterdag al in Brussel komen? Ik zou er ’s middags kunnen zijn en, daar Forum de reis betaalt, wel een hotel vinden voor de nacht ).

Zoo juist gelezen Essai sur la France van Curtius (type van een veel betere Huizinga!) en Katholiek (juister gespeld: katteliek) Verzet van Anton den Pater. Het laatste een exquise oplichterij, gemanaged van de rots van Petrus.

En wat de Ardennen betreft: ik hoop, dat jullie er eind Juli nog zijn. Dan zou ik ook kunnen komen, en ook mij lijkt het allergezelligst. Hart. gr. voor jullie beiden, je

Menno

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie