Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Rotterdam, 28 januari 1931

R'dam, 28 Jan. 1931

Beste Eddy

Daar ik me voortdurend grieperig voelde, kon ik er niet dadelijk toe komen, je te danken voor je foto's, die je me toevallig op mijn verhuizingsdag van het 28ste naar het 29ste levensjaar deed geworden. Van de twee geslaagden bevalt die met het kleine hoofd me werkelijk uitstekend; ik heb zoo'n idee, dat ik wel zooiets ben. De ander trekt het welwillend stijve smoeltje, dat ook Anthonie Donker zou vertonen, wanneer hij door Dirk Coster werd gefotografeerd; vind je ook niet, dat is toch te benevolent, te hoffelijk en zacht? Heb je exemplaren naar Gerda gestuurd? Ik beloofde ze haar al. Als je haar in het fransch geschreven hebt, zal er wel een ‘woordentolk’ aan te pas moeten komen, maar het zal wel lukken.

Ja, ik heb de twee bundels nu definitief voor elkaar, en ik zal je zoo spoedig mogelijk alles zenden, wat nog ontbreekt. Wat je over den titel Afscheid van Domineesland schrijft, is m.i. niet heelemaal waar; akoustisch: het rhytme is niet slecht en ik geloof zeker, dat die titel de verkoop in Nederland eer zal stimuleeren dan verminderen. Het klinkt toch vriendelijk, en tevens nog geheimzinnig, omdat niemand kan weten, wat ik er mee bedoel. Maar vraag Stols' meening eens over de verkoopbaarheid onder dien titel; ik wil hierin ook met zijn belangen rekening houden. Het lijkt me, dat ieder boek in Holland, waarin überhaupt het woord ‘dominee’ voorkomt, koopers moet vinden, zelfs ‘De dito-vrouw v. Blankenheim’, (tusschen haakjes, dat loeder heeft al twee lezingen voor de radio op mij staan afgeven, op mijn ‘looden sleutel van het kille verstand’ en mijn ‘vuile laarzen, die tegen de deur van Blankenheim hebben getrapt’!). Maar laat me nog even zoo snel mogelijk jouw aan die van Stols geconfronteerde meening weten over den titel, met het oog op het inleidend essay, dat ik nog schrijven moet. Ik kreeg van Stols een uitmuntend concept-contract, waar ik geen enkele aanmerking op heb; ik schrijf hem zelf binnenkort.

In Deel I (Afscheid) komen dus: 1o ‘Afscheid van Domineesland’, 2o ‘Waarheen gaan wij?’, 3o ‘Ondergang’, 4o ‘Het Schoone Masker’, 5o ‘Dat ben jij’, 6o ‘Twee Methoden’, 7o ‘Waarom ik Amerika afwijs’, 8o ‘De Wegen’. In deze volgorde, in de inhoud zet ik dan de jaartallen van de tijdschriftpublicatie er achter. In Deel 2 komt dan de rest, die ik nog ordenen moet; je hebt de titels van de stukken thuis. Het komt zoo ook ongeveer uit met de verdeeling in dikte.

Ik moet dus nog sturen: Afscheid v. Domineesland en Waarom Ketters. Van Stols krijg ik voorts nog in proef stuk over Marsman en Hinne Rode (Maja heb ik nog niet hier, komt in Febr.), die bij jou achtergelaten zijn.

Deel I heb ik geheel gecorrigeerd, kan na toevoeging van het Afscheid wat mij betreft dadelijk worden afgewerkt.

Hampton Court lijdt onder mijn vage griep en de afkeer van het leeraarschap, die me altijd zoo eens in een paar maand overvalt. Ik kan me dan zoo groen en geel ergeren, dat ik daar zes uur per dag vergooi aan niets en 's avonds te lamlendig ben om te schrijven. Komt overigens wel weer terecht. Werkelijk, ik zou geknipt zijn voor Barnabooth, thans financieel bedoeld! - Over ‘Serieuze’ dingen kan ik dan ook niet al te best loskomen; de microscopische beslommeringen van het koeliewerk schijnen me dan ineens zoo serieus, dat ik er niet bovenuit kan zwemmen, naar het werkelijk serieuze.

Mijn vriendin heeft zich niet zoozeer in graphologische bespiegelingen over je hand verdiept, alleen zoo en passant daaraan de termen: ‘zeldzaam aardig, persoonlijk, flink, duidelijk, bevredigend’ (onderstreping van haar) gewijd en er bovendien aan toegevoegd, dat ze van zoo'n hand bijzonder graag brieven zou krijgen. Dit is overigens geen invite, want zoo is ze niet, maar als je haar soms over Prometheus zou willen attaqueeren, dan is haar adres: P. de Hooghlaan 67, Hilversum (Mevr. J.M.M. Planten-Koch). Voor de aardigheid zou ik wel eens willen zien, hoe de (inderdaad typisch hollandsche), onbevooroordeeldste vrouw, die ik ken, zou reageeren op de onbevooroordeeldste man, die ik ken. Wil je het experiment niet eens wagen? In ieder geval is ze dusdanig verliefd op Prometheus, dat je zeker een geanimeerd debat kunt ontketenen.

Door de malaise begon ik ook nog niet aan Jean Barois. Kom in Februari nog eens week-enden; je kunt hier ook logeeren, als je aan een gedekte divan genoeg hebt. Maar laten we dan tijdig afspreken!

Nu, beste, ik ga naar bed. Laat gauw weer eens iets hooren, vooral ook je opinie over Eva. Hart. gr. van je

Menno.

Speciale groetenissen van Truida!

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie