Het Nederlandsche Ex-Libris

X. Hoofsche aesthetiek

WAAR in den parelenden morgen de merel fluit en in den room-lichten, zacht-mousseerenden dag of in grijze, koele nevelen de stilte over de weiden schrijdt met hoogen staf en grooten tred; waar 's avonds langs den glanzenden, zeelandschen hemel verdwaalde eenden met gerekte halzen zich door de luchtgetijden boren, in dit oord van innig natuurleven woont de bekende Walchersche artieste R.M. Wichers Wierdsma.

Daar, in Aagtekerke, op den rand van Domburg, gaat het leven over hooge toppen. Hier geen reutelende radio, geen ontstellend snelverkeer, geen dissoneerend stadsgedruisch. In de landelijke villa Het Maereltje, welke zij met haar ouders bewoont, hangt des zomers een aroma als van bloesems, een wereld van pikante, suggestieve geuren, die uit den lusthof van een fijnaangelegden bloementuin binnendringen. Het uitzicht is rijk aan weldadige afwisseling, arcadisch in den gulden ochtend, idyllisch in het paars van den avond. Weiden met welig vee, bosschages, tarwevelden, torenspitsen, en aan den einder, als door een teekenaar met vrouwelijk talent gepenseeld, de wazige, dunne lijnen van duinen als een keten van verre, niet hooge, maar breed-uit liggende bergen.

En dan opeens, als in een mooi mysterie, praat de wind eindeloos-weemoedig tegen het geblaarte der leiboomen, die het landhuis sieren.

In het najaar is er het ijle gebaar van den herfst, die de handen legt op het moede hoofd van den zomer, in den winter is er de stilte, de wijde, wachtende stilte.

Maar des zomers! Een eigenaardige mengeling van planten- en bloemengeur, van pittig-riekend duinkruid en zilten zeewind dringt u hier in den neus. Want ge behoeft slechts een kwartier te gaan om u te bevinden aan de zee, bij Domburg, waar wederom een onvergetelijk oord oog en ooren boeit. Het brengt tot mijmerend staren naar de vogels, die soms in eindelooze, nonchalante rij over den zeezoom trekken. Hun pleizier-gilletjes en fijn-snerpende gelukskreetjes, als looze klanken geslaakt, artikuleeren de stemming van den avond. Hier spreekt de eeuwigheid haar nameloosmooie taal, hier liggen de glanzen van den eindeloozen tijd op het donker-deinende water.

Is de keuze van een werkoord voor een beeldend kunstenaar niet vaak de eerste stap in de richting der voltooiïng van zijn vorming? Tot de bepaling van zijn uitingswijs? Wie zich een zuivere voorstelling wil verzekeren van de scheppingen der grafische kunstenares R.M. Wichers Wierdsma, neme in aanmerking in

[p. 106]



illustratie

welke omgeving haar werk ontstaat. Daarom teekenden wij hier in groote lijnen de omstreken van haar woning, den aard van het rijk en toch maat-zacht geschakeerde landschap, daarmede zinspelend op de karakteristiek van heuren kunstarbeid.

Ik genoot het voorrecht, met deze begaafde vrouw te mogen kennismaken in de dagen, toen de zomer zijn schoonste, meest schitterende kleed droeg. Het was in Augustus 1927. Eerst nu kon ik ten volle de beteekenis van haar kunst waardeeren, leerde ik de zuiverheid van haar edele grafische wetten verstaan. Friezin van geboorte is nochtans haar liefde voor het zeeuwsche onbegrensd. En dat zij het volk begrijpt en dit haar, bewijst de gemoedelijke populariteit, welke zij in alle lagen geniet.

Destijds een harer mooie heraldische ex-libris beoordeelend sprak ik van een zachte spiegeling tusschen wit en zwart. Het was mij toen nog niet bekend in welk een stimuleerende omgeving zij werkte. Doch nu zie ik in haar scheppingen een spiegelbeeld, de fijnverdeelde inwerking van een natuurgebied, rijk aan ruischende rust, op een ontvankelijken, aristocratischen geest. Ik ontwaar de spiegeling van licht tegen donker, van donker tegen licht als twee elkander rhythmisch de hand reikende wisselaars in een spel van ernstige cadans. Ik ontwaar het evenwicht, aanwezig in alle dingen, welke van hoogere orde zijn. Wie voelt, hoe beide eenheden, natuurbeeld en menschelijke ziel, tot een harmonie kunnen bloeien, begrijpt, welk een schoone, rijke kunst daaruit moet voortkomen.

Gelijk dit voor elk individueel geval geldt wordt de vorm gemarkeerd door het psychische rhythme van haar, in wie deze ontstond. Behalve sierlijkheid is voornaamheid hier een voorname factor. Doch de laatste ware niet wezenlijk-echt, indien de eenvoud ontbrak. Het is juist de eenvoud, welke deze vrouw als aangeboren karaktertrek kenmerkt en in waarlijk ontroerende zuiverheid in menig deel van haar werk is overgegaan. Als een simpele sierbloem heeft de eenvoudige statigheid zich in deze kunst geopend.

Wilt ge een symbool? Ver van het steden-gewoel ligt een kasteel met wit-gepleisterde muren, staande in donker-rustig slotwater, waarin hun sneeuwen gloeiïng spiegelend-stil is. De nacht heeft de hellere dagekleuren rondom gedoofd. Ziehier een levend beeld eener zuivere liefde: de edele kunst van louter wit-en-zwart. Laten wij ons even verwonderen over de traagheid van haar faam. Voor een groot deel valt dit toe te schrijven aan een buitengewone bescheidenheid. Zoo deinsde zij aanvankelijk terug voor de verzameling en publicatie van haar exlibris-oeuvre; gelukkigerwijs overwon ten slotte een hardnekkig-mannelijke aandrang.44 Wanneer in een tijdschrift haar werk wordt besproken, wipt ze het nummer tijdelijk uit de leesportefeuille, omdat doorzending naar kennissen harerzijds zou kunnen zweemen naar gesnoef!

Wilt ge een symptoom van haar spontanen eenvoudigheidszin? Zij haalde mij in Middelburg af met haar zacht-zoemenden Nash, waarin wij langs de slangachtig-kronkelende wegen naar Domburg gleden. Maar eerst toonde ze mij, wandelend, enkele oud-Middelburgsche merkwaardigheden. Een wagen met geurig hooi waggelde voor ons uit. Ik snoof en prevelde iets over de welriekendheid van dit landelijk product. Opeens rende ze er heen, ze plukte in het zuivere gedoe, wond eenige stengels om de vingers en overhandigde ze mij lachend.

Om ons tot de waarde van haar werk te bepalen, een voornaam criterium is die onbegrensde liefde voor witzwart-muziek. En het is, haar kennende, zoo begrijpelijk, dat juist deze kunstuiting haar zoo dierbaar werd. Hier is immers een vrij geringe kans op goedkoop effect. In de schilderkunst vermag de kladschilder nog altijd wel een succesje te behalen - zij het dan een van vergankelijk allooi - en niet gering is het aantal gevallen, waarin door een handig en ostentatief gebruik van tinten toch een zekere bekendheid werd verworven.

De spiegeling tusschen wit en zwart is de liefde van een stil gemoed. Door een gevoelvol verdeelen van deze contrasten wil zij, met volharding arbeidende, in deze richting iets bereiken en zij heeft dit inderdaad, in verscheidenheid van toonaarden, weten te doen. ‘Zwart-wit’ schreef zij mij eens, ‘zwart-wit-denken is een zoo hevig bouwen en trachten te teekenen wat een ander bouwde is eene belangrijkheden brengende heerlijkheid.’ Dit is een flits van haar zoo sterk tot uitdrukking komenden trek van idiosynkrasie, buitengewone ontvankelijkheid voor den vorm, die haar lief is.

[p. 107]

Het picturale is dan ook aan dit werk vreemd, maar het monumentale is aanwezig en wel menigmaal in een ontroerend teeken van edele soberheid en hoofsche aesthetiek. In lange, statige boekmerken toonde zij een talent voor bouworde en veelal krachtige metriek in een treffende coördinatie. Want een hooge zelfbeheersching bestiert vaak het onderwerp en deze verleent daaraan een gebondenheid, welke soms aandoet als het geluid van diepe orgeltonen, in breed-gescandeerde regels verklinkend. Het gaat in haar leven allereerst om der dingen maat, niet om zwakke zweefpartijen van verburgerlijkte gevoelerigheid.

Het zal zelfs den leek opvallen, dat zij eene bijzondere voorliefde heeft voor de schoonheid van letters. Zij was goed-beschouwd de eerste, die in zoo sterke mate en op zoo persoonlijke wijze de letters liet deelen in ornamentale pracht. Ook op dit punt baart het verwondering, dat de naam R.M. Wichers Wierdsma voorheen nog zoo weinig werd genoemd, te meer, daar de fraai gestyleerde letter de laatste jaren toch wel veler belangstelling trok. Een mooi geschreven, sierlijk gebouwde regel schrift is voor haar een stroom muziek, die onder het lezen verglijdt als een koraal van Bach op de voeten van den tijd. En zelfs ook de door haar gecomponeerde letters verlustigen zich in een zachte spiegeling, elke op zichzelf, maar ook onderling in een teeder spel van licht en donker. Dit bewijst, dat ze niet alleen in den grooten opzet, maar ook in de volledige uitvoering den ingeboren zin voor het schoone verwerkelijkt. Haar nieuwste ex-libris zijn bij dit artikel afgebeeld.

Waarom wordt haar nimmer de typografische verzorging van een boek opgedragen? Zij zou daardoor de gelegenheid verkrijgen zich op dit gebied ruimer te ontplooien en deze kunst in nieuwe banen te leiden, mede krachtens het streng-persoonlijke en beproefdzuivere van haar opvattingen.

Spelenderwijs gaf ze mij wel aan, hoe ze zich de versiering van een bladzijde dacht. Zij deelde deze in als twee-koloms-drukwerk, gaf het hoofd aan, majestueus, fingeerde een initiaal hier en daar, een vage illustratie, streepte horizontale tekst-lijntjes en improviseerde vlot een idee voor een stukje drukkunst, dat intensief deed denken aan een bladzijde uit een middeleeuwsch getijdenboek, schoon van harmonie, gevoelig van indeeling. Zoo weet zij velerlei te bedwingen in de grafische maat, welke het zuiverst bij den aard van het onderwerp aansluit.

De uiting van een geest in de grafische kunst behelst evenzeer een levensleer als de arbeid van romanticus of wijsgeer. Weliswaar noemde Bolland in de evenwijdigheidsleer omtrent lijf en ziel, natuur en geest, de kunst eene levensverfraaiïng, haar daarmede stellende aan den voet van den climax naar godsdienst als levensheiliging en wijsbegeerte als levensverklaring, doch voor velen bevat zij de drie phasen tesamen. Bij eene verhandeling over aesthetische geestelijkheid verklaarde hij trouwens, dat de kunst ons bevrijdt van den vloek der alledaagsheid, hetgeen weder de opvatting nadert van Bierens de Haan, die hier nadrukkelijk niet van een climax, maar van een cyclus sprak, waarin elk der drie deelen als aequivalent is opgenomen.

En moge de leer hier nog niet voor den argeloozen beschouwer weldadig uitstralen, in wezen is zij nochtans daarin neergelegd. Dit duidt toch op een verheffing en wat beteekent deze anders dan een moment in een ordestaat, een leer van orde in het hoogere. Zij ligt in de schepping van ieder waarachtig kunstenaar, van ieder, die zich eerlijk en zuiver uit, stil-beheerscht, edel-geschoold, levens-gelouterd, plastisch-gevormd.

Het werk der grafische artieste R.M. Wichers Wierds-

illustratie

ma heeft het serene van een straf-geformuleerde, uit psyche tot geest geleide levensleer. Het biedt een kunst van tucht en karakter, in sprekende verhouding van wit en zwart tot zuivere grafische stem gemusiceerd. En moge zij vaak stoer en statig zijn, té kloek soms, de voor stemmingen gevoelige erkent ook hier een persoonlijk idioom.

Wat ik dan van haar streng-opgezette streven verwacht? Dat het onzen zin voor decoratief schoon zal leiden in nieuwe banen en dat zij, wellicht niet geheel bewust, de grondvormen legt voor een moderne, sterke ornamentatie. Reeds bracht zij een cultus van schoonheid, met een basis voor nieuwerwetsche heraldiek. Het zal eerst na een aantal jaren mogelijk zijn te weten hoe en langs welke wegen zich dit alles uit de door haar in vorm gestolde momenten zal ontwikkelen. Want ook zijzelve verlieze met den tijd een soms te veel aan hevigheid ten bate van een emotionaliteit op meer algemeen-menschelijke psychische hoogte. En

[p. 108]



illustratie

dan zal sterker zich toonen de ranke bloei eener edele kunst.

In een mooie omgeving, waar niets weerklinkt dan het ruischen der natuur onder wijden hemelkoepel, waar in zoelen zomeravond een eenzame wulp weemoedig fluit of een schalksch uiltje roept op den nok van een dak, in zulk een oord rijpt de kunst van een vrouw, die als mensch een voorname geest is en als kunstenares bewondering afdwingt.

Biografische mededeelingen. Roline M. Wichers Wierdsma is 30 October 1891 te Franeker geboren. Leerlinge van A.J. van Schooten te Hilversum (1909-1912), van de Larensche kunstschool (leiding F. Hart Nibbrig en S. Moulijn), daarna van het Internationaal schilders-atelier te Amsterdam (leiding freule De Jonge en M. Monnickendam). Leerde veel van Willem van Konijnenburg.

D-naalden, houtsneden, litho's, teekeningen (ook portretten).

 

JOHAN SCHWENCKE

 

Vernieuwde lijst van verzamelaars(ters), die ex-libris willen ruilen:

Sarah C. van Alphen, Emmalaan 5, ‘Zonnebloem’, Overveen.
E. André de la Porte-Strumphler, Corn. Schuytstraat 64, Amsterdam (ruilt liefst twéé exemplaren van haar ex-libris tegen twéé).
C.H. Beels, Prins-Bisschopsingel 1, Maastricht.
A.W. Boon, Bergsche laan 100 b, Rotterdam.
Frans Bosen, N. Amstellaan 65 II, Amsterdam.
B. Brouwer, Helperbrink 23, Groningen.
A.G. de Bruyn, arts, Oldenzaal.
W.F. van der Burgh, Atjehstraat 3 A, Leiden.
H. Bijlsma, chemiker, postbus 54, Utrecht.
J.L.H. Cluysenaer, Beilerstraat 23, Assen.
W.F. Duunk Jr., Pretoriusstraat 21, Den Haag.
E.G.O.A. Engels, Burg. Weertstraat 80, Arnhem.
Betsie A.M. Glaudemans, Rechtestraat 52, Eindhoven.
Titia Gorter, Snelliusstraat 82, Den Haag.
Julie van Hasselt, St. Pieterstraat 61, Middelburg.
W.H. Ten Hoet Parson, 1ste van Blankenburgstraat 36, Den Haag.
Mej. M. Hoogenboom, Middenlaan 51, Haarlem.
Molly Keizer-Prins, Stadhouderskade 149, Amsterdam.
Mej. M.E. Koker, Jac. Obrechtstraat 23 b, Amsterdam.
W.H. Koppenol Czn., Zuid-West-Buitensingel 110-111, Den Haag.
A. Kooyman, Dreef 28, Rotterdam.
Han Krug, Eschdoornstraat 60, Den Haag.
G.A. Lewin, Clarastraat 25, 's Hertogenbosch.
L.M. de Man-de Vicq, per adres Jhr. N. de Vicq, Nunspeet.
Ottie de Meester, Dam F 150, Middelburg.
J. Mekkink Jr., Biljoenscheweg 9, Velp (Gld.).
W.F.F. Petit, 2e van-der-Helststraat 40, Amsterdam.
Jh. Dr. M.R. Radermacher Schorer, Wilhelminapark 12, Utrecht.
Mevr. M.L. Schumacher te Heelsum.
Sigmund Seeligmann, Nic.-Witsenstraat 7, Amsterdam (uitsluitend Joodsche ex-libris).
S.S. Smeding, Hemonystraat 13, Zutphen.
Bert Smit, Friesche straatweg 33a, Groningen.
R. Tilanus-Klatte, Wierdensche weg 135 B, Almelo.
W.B.E. Tulling, De Wetstraat 8, Arnhem.
H.D. Ubbens, Anna-Paulownastraat 45 A, Groningen.
Mej. O. van der Vies, Zoutmanstraat 63b, Den Haag.
Mr. H. Ph. Visser 't Hooft, Koninginneweg 107, Haarlem.
C.J.J.G. Vosmaer, Rapenburg 83, Leiden.
Th. Weebers, Sarphatipark 93, Amsterdam.
G.E. Windemuller, arts, Vaassen.
Bertha Wolterson, Willemsparkweg 92, Amsterdam.
W. Zimmerman, Hans-Lipperheystraat 4, Watergraafsmeer, Amsterdam (O.).
Mej. G.G. Zijlstra, Bierkade 206, Middelburg.

 

* * *



illustratie

Een en ander over het ex-libris, met beknopte bibliografie door W.F. Duunk Jr. - Uitgave ‘De Driehoek’, Den Haag, 1928.

Het is ergerlijk, dat een boekje als dit is kunnen verschijnen! Een zekere heer Duunk heeft verschillende gegevens o.m. uit mijn artikelen over het ex-libris samengeflanst en gepubliceerd en dat in een stijl zoo onbeholpen als die van een onontwikkeld scholier. Waar eigen kunnen den schrijver blijkbaar geheel in den steek liet, heeft hij de zinnen woordelijk uit mijn artikelen overgenomen! Elke poging om onze exlibris-literatuur te verrijken, zou ik van harte toejuichen, maar deze daad is een aanfluiting van onze praestaties op dit gebied.

[p. 109]

De tekst over het eigenlijke ex-libris beslaat 16, zegge zestien bladzijdjes, daarop volgt wat gezanik over het uitgeversmerk en het ‘boekje’ eindigt met een beknopte, ja inderdaad, een zeer onvolledige bibliografie. Vreemd, dat zoo iets straffeloos mag gebeuren! De prijs: f 1.75 voor deze 27, zegge zeven en twintig bedrukte bladzijdjes ..., een aardige geldwinning; maar eerlijk?!

Er komt geen enkele illustratie in voor.

 

JOHAN SCHWENCKE

44Het verscheen als deel I der serie Het Nederlandsche Ex-libris met voorrede van Johan Schwencke (uitg. A.A.M. Stols).