[p. 41]

Sonnet van burgerdeugd.

 
De trammen tuimlen door de lange straten;
 
Al 't leven buiten, en de ramen dicht;
 
Wat thee voor ons en de avond te verpraten.
 
De lamp streelt rustig ons voornaam gezicht.
 
 
 
Inbrekers, wurgers, roovers en piraten,
 
En de eerste Zondvloed en het laatst Gericht -
 
Elke onrust heeft ons deugdzaam hart verlaten.
 
O thee! o vriendschap! o kalmeerend licht!
 
 
 
Straks 't koesterende donker; morgen loopen
 
Wij opgefleurd te koopen of verkoopen:
 
Tragedie blijft tragedie, klein of groot.
 
 
 
Genoeg vermoeienis om 's nachts te slapen;
 
Alle overgangen tusschen lach en gapen;
 
En aan het eind, de Liefderijke Dood.
 
 
 
E. du Perron.